Zaanlandse Scheepsbouw Maatschappij (ZSM)
Voormalige scheepswerf, oorspronkelijk in Zaandijk, later aan 't Kalf en in de Achtersluispolder in Zaandam. De ZSM ontstond door overname van de scheepswerf van S. de Boer aan de Kerksloot in Zaandijk, die verkocht moest worden na het overlijden van de kinderloos gebleven eigenaar.
Kopers waren de Zaandijkse notarissen mr. J. Walig en M. Donker. Daar zij zelf geen verstand hadden van scheepsbouw, zochten zij contact met J.C. Vis uit Zaandijk, die door zijn werkzaamheden bij de KNSM in Amsterdam goede contacten had met reders en in binnenvaartkringen aan de Zaan en in Amsterdam.
In overleg met Vis werd besloten tot de oprichting van de nv Zaanlandse Scheepsbouw Maatschappij, de ZSM. Het kantoor werd gevestigd huize van J.C. Vis aan de Lagedijk in Zaandijk. Technisch directeur werd C. Brouwer, firmant van de scheepswerf Wed. K. Brouwer in Zaandam. J.C. Vis werd administratief directeur. Daar de werf was gevestigd achter de Zaandijker sluis was het niet mogelijk grotere schepen dan van ca. 45 ton naar de werf te brengen. Voor de houtbouw was dat geen bezwaar, maar voor de voorgenomen ijzeren scheepsbouw wel, aangezien met name de Amsterdamse schuitenvoerders schepen van circa 60 ton wilden laten bouwen.
Daarom werd in de loop van 1900 besloten tot de aankoop van 3.000 m2 buitendijks terrein aan het Kalf in Zaandam, waar in 1901 de werf Czaar Peter in gebruik werd genomen. De eerste ijzeren boot, die hier werd gebouwd, was een stoomsleepboot, waarvan de stoommachine werd geleverd door Machinefabriek P.M. Duyvis in Koog. Teneinde efficiënter schepen te kunnen bouwen, schakelde de ZSM in 1906 over op toepassing van elektriciteit. Omdat er nog geen gemeentelijk energiebedrijf bestond, werd een 18 PK gasmotor aangeschaft voor de aandrijving van een gelijkstroomdynamo. In 1912-1913 werd de werf aan de Kerksloot in Zaandijk uitgebreid, en geschikt gemaakt voor de bouw van ijzeren schepen tot 45 ton. De werf Czaar Peter kreeg daardoor meer armslag voor de reparatie en nieuwbouw van grotere schepen. In 1913 werd een sleepschip gebouwd van 264 ton, het grootste tot dan toe.
De Eerste Wereldoorlog was voor de scheepsbouw een moeilijke tijd, vooral door gebrek aan staal. In 1917 kwam de nieuwbouw hierdoor vrijwel volledig stil te liggen. Maar ondanks de oorlogsomstandigheden ging de motorisering van de binnenvaartvloot gewoon door. Omdat de binnenvaart niet in staat was dit geheel uit eigen middelen te financieren, moest de ZSM nogal wat kredieten verstrekken om opdrachten binnen te krijgen. Na de oorlog stegen de prijzen voor dekschuiten fors. Daarom beëindigde de ZSM de tot dan toe gevoerde politiek om dekschuiten voor eigen rekening te bouwen en te verhuren. De schepen, die de ZSM in bezit had, werden verkocht.
Grote belemmering
Met de steeds groeiende afmetingen van de te bouwen schepen werd de Zaandijker sluis een steeds grotere belemmering. Daarom werd in 1925 de werf in Achter de kerk in Zaandijk verlaten en verkocht aan metaalwarenfabriek Pielkenrood en de gebouwen aan transportonderneming Duis & Co. Van de firma Bloemendaal & Laan werd een scheepswerf aan de Zaan in Wormer gehuurd, die tot dan toe door de firma Beudeker was geëxploiteerd. Deze werd in 1929 gekocht en vervolgens gemoderniseerd.
De crisis van de jaren dertig werd bij de ZSM zwaar gevoeld. Inkomsten daalden, salarissen gingen omlaag en personeel werd ontslagen. Na reorganisaties werd in de tweede helft van de jaren dertig weer winst gemaakt. H. Brandsma, die in 1926 als directeur was aangesteld, werd technisch directeur. De heer J. Vis J.Czn., die in 1931 bij de administratie was komen werken, werd administratief en financieel directeur. Hij bleef 31 jaar in deze functie en zou tenslotte in 1967 om gezondheidsredenen ontslag nemen. Brandsma zou de ZSM in 1952, toen hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, verlaten.
Ondanks het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam het aantal orders aanvankelijk toe en moest de werf Czaar Peter worden gemoderniseerd en uitgebreid. In de daaropvolgende jaren werd het werk echter minder. Na de bevrijding namen nieuwbouw en reparatie hand over hand toe. Op de werf werden verbeteringen en moderniseringen doorgevoerd.
Nieuwbouw in Achtersluispolder
Nieuwbouwplannen, die al langere tijd sluimerden, werden in 1956 plotseling werkelijkheid, toen zich de kans voordeed om voor Indonesië drie veerschepen te bouwen. Dit was de grootste opdracht die de ZSM ooit heeft gehad. De drie schepen voor Indonesië waren te groot om op de oude werf te worden gebouwd, zodat snel begonnen werd met de bouw van een nieuwe werf in de Achtersluispolder die een jaar later in gebruik werd genomen.
In 1958 werd de werf in Wormer verkocht. In 1961 volgde de verkoop van de werf Czaar Peter. Dankzij de nieuwe werf was de bouwcapaciteit van de ZSM aanmerkelijk toegenomen en moest er voor meerdere orders worden gezorgd. Aangezien bij de verwerving steeds met dezelfde Nederlandse werven werd geconcurreerd, werd de ZSM verzocht toe te treden tot de Coop. Ver. Hollandse Scheepsbouw Associatie in Amsterdam, waarin werven uit Amsterdam (ADM), Deest, Rotterdam, Zaltbommel en Dordrecht deelnamen. Gezamenlijk wisten deze werven goede orders te noteren.
In de loop van de jaren zestig daalden de bedrijfsresultaten. In 1966 waren de vooruitzichten op nieuwbouw al niet rooskleurig en de situatie zou verder verslechteren. In de boeken staat 1971 als een rampjaar genoteerd, met een verlies van zes miljoen gulden. In 1972 werd de bodem in de orderportefeuille zichtbaar. In juni van dat jaar werd surséance van betaling aangevraagd, een maand later volgde het faillissement van de ZSM met een schuld van 23 miljoen gulden. Het personeel (341 personen, eerder waren al 50 personen ontslagen en was het contract met 100 buitenlanders niet verlengd) kwam op straat te staan. Het terrein in de Achtersluispolder ging uiteindelijk in kavels van de hand.
De ondergang van ZSM werd nadien wel het begin van de rigoureuze ondergang van de Nederlandse scheepsbouw genoemd. Onder de schepen, die de werven van de ZSM in de loop der jaren hebben verlaten na daar ge- of verbouwd te zijn, waren behalve coasters, sleepboten, veerponten en gastankers ook een kustbewakingsvaartuig, het hospitaal-kerkschip De Hoop, de trawler Norderney, die verbouwd werd tot het radioschip Veronica, en de Mi Amigo, het Engelse radioschip Caroline waarop een aluminium mast van 50 meter hoogte werd geplaatst.