overheidszorg

Dit is een oude revisie van het document!


l. Inleiding

De gemeente Zaanstad is met 130.000 inwo- ners een van de grote gemeenten in Neder- land. Naarmate een gemeente groter is kan zij haar burgers meer diensten aanbieden. De plaatselijke overheidszorg is vooral sterk toe- genomen in de periode na 1880. en dan met name in de grotere gemeenten. In de periode daarvoor was de omvang van de dienstverle- ning betrekkelijk klein. De ontwikkeling van de overheidszorg in Zaandam na 1880 ver- liep min of meer gelijk met die van andere gemeenten. De ontwikkeling in de 17e en 18e eeuw wijkt echter opvallend af. Het plaatselijk bestuur in Oost- en Westzaandam groeide in deze eeuwen veel sterker dan el- ders.

1.1. Betekenis i'an de plaatselijke overheids- :org

De huidige gemeente vervult ten behoeve van haar ingezetenen niet alleen veel. maar ook zeer gevarieerde taken. Denk bijvoor- beeld aan taken op het gebied van gezond- heids- en sociale zorg, onderwijs, stratenaan- leg- en onderhoud. plantsoenen. sport en re- creatie en dergelijke. Daarnaast is de ge- meente voor veel burgers de eerst aangewe- zen instantie voor tal van zogeheten over- drachtsuitgaven. Als voorbeeld kunnen wor- den genoemd: huursubsidies. uitkeringen krachtens de Algemene Weduwen en Wezen- wet. de Werkloosheidswet en de Algemene Bijstandswet. Tenslotte is de gemeente de plaats waar de essentiele biografische gege- vens van elke burger worden geregistreerd en bewaard. Zoals zal blijken is dit artikel geen uitputten- de opsomming van alle gemeentelijke zorg- taken op dit moment. De genoemde voor- beelden dienen ter illustratie van de mate waarin de gemeente een integraal deel is gaan uitmaken van ons dagelijks leven en ook hoezeer de (plaatselijke) overheidszorg in belangrijke mate een bijdrage levert aan het welbevinden van iedere burger. Wij weten voorts dat de gemeente niet de enige overheidsinstantie is die taken van al- gemeen belang uitvoert. De gemeente is im- mers ingebed in een staatsinrichting waartoe ook de provincies. de waterschappen en de rijksoverheid behoren. De hedendaagse ge- meente dient derhalve rekening te houden met regelgeving van bovenaf (provincie en rijk). Waarin is dan de identiteit van een ge- meente gelegen? Sommigen benadrukken dat de gemeente ondergeschikt is aan hogere overheden. en vooral bestemd is om maatre- gelen ten uitvoer te brengen. ln deze visie staan overwegingen van efficiency centraal bij de beoordeling van de plaats en betekenis van de gemeente: in hoeverre beschikt zij over voldoende middelen om haar taken ten uitvoer te brengen en in hoeverre worden de- ze middelen zo adequaat mogelijk aange- wend? Anderen menen dat de gemeente haar betekenis ontleent aan de gedachte dat het “een school voor de democratie' is: in hoe- verre is de gemeente toegankelijk voor haar burgers. en kunnen burgers paiticiperen in de ontwikkeling en uitvoering van plaatselijke overheidslzorgnaken? Voor een zo optimaal mogelijke uitvoering van haar taken beschikt de gemeente over een apparaat dat bestaat uit verschillende diensten en bedrijven. Daarbinnen werken uitvoerende ambtenaren. maar ook ambtena- ren die aangesteld zijn ten behoeve van het toezicht op en/of de coordinatie van de ver- schillende werkzaamheden. Elke gemeente- lijke functionaris is werkzaam krachtens het gezag van het College van Burgemeester en Wethouders.

l .2. Het onderii erp van deze bijdrage

ln de vorige paragraaf zijn in het kort de plaats en betekenis van de gemeente geschetst in de late 20e eeuw: zij vervult veel taken. heeft daarvoor verschillende functio- narissen in dienst die in een organisatiestruc- tuur werken. en zij is werkzaam binnen het grotere geheel van de Nederlandse staatsor- ganisatie. Dit is echter niet altijd zo geweest. De huidige structuur en het functioneren van de gemeente vinden hun oorsprong in ont- wikkelingen vanaf de late 19e eeuw. Sinds- dien is de plaatselijke overheidszorg enorm gegroeid. Deze ontwikkeling kwam niet uit de lucht vallen. want er zijn in Holland al plaatselijke overheidsorganen sinds de mid- deleeuwen. ln deze bijdrage wordt met name ingegaan op de ontwikkeling van de gemeentelijke over- heidszorg in de Zaanstreek vanaf 1600 met nadruk op de periode na 1811. Daarbij gaat de bijzondere aandacht uit naar Zaandam. omdat de bestuurlijke ontwikkeling van on- der andere deze gemeente het onderwerp vormde van onderzoek van Van Braam, Prof. dr. Aris van en ondergetekende. Ofschoon de periode voor 181 l ook in Bestuur en Rechtspraak aan de orde is geweest. wordt daar toch mee begon- nen. enerzijds om een goed doorlopend over- zicht te kunnen geven en anderzijds om enige aanvullingen te kunnen bieden. Als begin- punt is hetjaar 1600 betrekkelijk willekeurig gekozen. maar het is wel aan de vooravond van belangrijke economische ontwikkelingen in de Zaanstreek. (Zie: Economische geschiedenis ge- schiedenis). Het jaar 1811 is van belang van- wege de Samenvoeging van de dorpen Oost- en Westzaandam. Het vervolg van deze bijdrage is in vier delen gesplitst: de indeling in bestuurs- respectie- velijk rechtsgebieden. de plaatselijke over- heidszorg 1600- 1811 in Oost- en Westzaan- dam en Zaandam 1811-heden. plaatselijke overheidsfunctionarissen en de organisatie- structuur vanaf 1600. en de verklaring van de ontwikkeling van de plaatselijke overheids- zorg. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar het takenpakket. de organisatie. en de mensen die in plaatselijke dienst werkten. Minder aandacht wordt geschonken aan de 'politiek` en de rechtspraak. omdat die zo- wel in het artikel Bestuur en rechtspraak en Justitie als in andere bijdragen (Commu- nisme. Socialisme, Liberalisme. Anar- chisme. CHU. ARP. CDA. Katholieke politiek politiek. Gemeenteradem voldoende wor- den belicht. Bepaalde zaken die ook ondere andere tref- woorden zijn besproken worden wel behan- deld. omdat zij passen in het kader van dit verhaal (bijvoorbeeld Dienstensecton Ha- vendienst. Stadsontwikkeling en Openbare Werken, Dienst (DSOW) en Openbare werken. Markten. Politie Gasfabriek). 564 overheidszorg 2. - 3.1. Tabel Be stuurlijke indeling van de Zaanstreek 1600-1990. baljuwschap banne dorp 181 14974 1974`1990 1991 gemeente gemeente gemeente Assendelft Assendelft BIOIS Of'. Krommenie Krommenie Krommenie Beverwijk (1729) Krommeniedijk (1817) Westzaan Westzaan Westzaan Westknollen- Wormerveer Zaanstad Zaanstad dam Zaandijk Zaandijk Koog Koog Wormerveer Wormerveer Westzaandam Zaandam Kennemerland Oostzaan Oostzaandam (131 1) 008128311 Oostzaan Oostzaan Oostzaan Wormer Wormer ( 161 1 ) Wormer Wormer Wormerland 811181) Jisp (161 1) Jisp Jisp

1' 2. Bestuurlijke indeling van de Zaanstreek

Ten tijde van de Republiek (1588-1795) was het grondgebied van het gewest Holland on- derverdeeld in verschillende rechts- en be- stuursgebiederi. Van betrekkelijk recente da- tum was het onderscheid tussen Noorder- en Zuiderkwartier (1584), ingesteld ter verbete- ring van de coördinatie van het dagelijks be- stuur in de regio. In sociaal, economisch en cultureel opzicht behoorde de Zaanstreek - gelegen boven het IJ - tot het Noorderkwar- tier. ln juridische zin evenwel was de Zaan- streek ingedeeld bij het Zuiderkwartier. Van veel oudere datum was de indeling van het grondgebied naar rechtsgebieden die tevens bestuursgebieden waren. Het hoogbal- juwschap Kennemerland was verdeeld in vier baljuwschappen: Assendelft, Blois of Bever- wijk, Kennemerland en Brederode. Deze baljuwschappen waren hoge jurisdicties, aangezien haar bestuurders (baljuw en leen- mannen, ook wel: hoge vierschaar) rechtspraken in criminele zaken waarin ver- banning en doodstraf de hoogste straffen wa- ren. Elk baljuwschap was weer onderver- deeld in bannen of schoutambachten. Als de- ze bannen behoorden tot het zogeheten plat- teland (= niet stemgerechtigd in de Staten van Holland), dan genoten zij een lage juris- dictie, en mochten schouten schepenen von- nissen in zaken waarin boetes konden wor- den opgelegd tot een hoogte van 42 schellin- gen. In bovenstaande tabel is de ontwikkeling van de bestuurlijke indeling in de Zaanstreek weergegeven. Enige toelichting op deze tabel is noodzakelijk. Krommenie behoorde oor- spronkelijk tot de banne van Westzaan. Met de verkoop van landsheerlijke domeinen in de periode 1720-1729. werden Krommenie en Westzaan afzonderlijk verkocht en waren vanaf 1729 zelfstandige bannen. Wormer en Jisp waren in 1518 in bestuurlijke zin samen- gevoegd tot een banne. Deze samenvoeging bleek niet aan de verwachtingen te voldoen, zodat in 161 l beide dorpen wederom afzon- derlijke bannen werden. De bannen West- en Oostzaan waren onderverdeeld in vieren- delen. Het dorp Westzaandam was het zuide- lijke vierendeel in de banne. Het dorp Oost- zaandam behoorde tot drie vierendelen. Hoe- wel in bestuurlijke zin gescheiden. konden de dorpen Oost- en Westzaandam in huishou- delijk opzicht tot 1636 beschouwd worden als een dorp (zie verder MBestuur en Recht- spraak 2.2.3. ).

3. De plaatselijke overheidszorg vanaf 1600

Zoals in de inleiding aangegeven vervult de gemeente tal van taken. die betrekking heb- ben op registratie en archivering. financien. onderhoud. bescherming. verzorging. onder- wijs en toezicht. Welke plaatselijke instellin- gen en functionarissen waren er al vanaf het begin? Welke zijn erbij gekomen en welke zijn verdwenen? De ontwikkeling van de plaatselijke overheidszorg in Oost- en West- zaandam zal besproken worden volgens de indeling naar taakgebieden die ondergeteken- de in een eerdere publikatie hanteerde (zie de literatuuropgave). Daarin worden acht taak- gebieden onderscheiden: - algemeen bestuur: politiek bestuur (burge- meesters, schepenen, vroedschappen, wet- houders, raadsleden e.d.), gemeentesecreta- rie, plaatselijke financien e.d.; - openbare orde en veiligheid: rechtspraak, politie, brandweer; - gezondheids- en maatschappelijke zorg: vroedvrouwen, chirurgijn, dokter, armen- en wezenzorg, sociale dienst e.d.; - onderwijs; - handel en verkeer: marktwezen, toezicht op veren, havendienst; - openbare werken: reiniging, plantsoenen, onderhoudswerken; - produktiebedrijven: gas- en elektriciteitsbe- drijven; - kerk. Dit overzicht is noodzakelijkerwijs beperkt. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de literatuur (Van Braam, Raadschelders). Het is van belang dat de twee dorpen (Oost- en Westzaandam) tot bansbesturen behoor- den. Sonunige functionarissen waren bans- functionarissen. De omstandigheid dat de twee dorpen aanvankelijk verschillende taken ge- meenschappelijk ter hand hadden genomen is eveneens van belang. De “huishoudelijke” scheiding van de twee dorpen in 1636 leidde tot de aanstelling van diverse dorpsfunctiona- rissen.

3.1. Algemeen bestuur

Inrichting en werkwijze van het politieke be- stuur ten tijde van de Republiek zijn in Be- stuur en rechtspraak behandeld. In de dorpen was het dagelijks bestuur in handen van de schepenen/burgemeesters. De twee burge- meesters in Oostzaandam waren tevens sche- penen in de banne Oostzaan, terwijl de ene (en soms twee) uit Westzaandam afkomstige schepen(en) in de banne Westzaan eveneens burgemeester(s) was (waren). Benoemingen voor burgemeesters- en schepenambten von- den jaarlijks plaats, waarbij zorgvuldig in het oog werd gehouden dat ieder dorp/vierendeel in gelijke mate deelnam aan het bestuur. De dorpen Oost- en Westzaandam zouden elk in hun eigen banne in economisch opzicht steeds belangrijker worden. Dit bleek onder andere uit het feit dat de schout van West- zaandam vanaf 1651 niet langer resideerde in het dorp Westzaan maar in Westzaandam. De zetelverdeling in de bannen werd echter niet gewijzigd; beide dorpen zouden altijd een zetel minder bezetten dan de moederdor- pen. In verschillende opzichten week het bestuur in de bannen Oost- en Westzaan af van dat van andere dorpen/steden in het Noorder- kwartier. Zeker in de 18e eeuw was het niet ongebruikelijk dat schepenen en burgemees- ters gedurende een langere aaneengesloten reeks van jaren in een ambt bleven. Dit was in de twee bannen uitgesloten. Doorgaans werden vroedschappen gekozen bij coöptatie ( =benoeming door zittende leden) en voor het leven. In Oost- en Westzaan kon men slechts voor een periode van drie jaar het vroedschapsambt bekleden. Voorts was het vanaf de tweede helft van de 17e eeuw vrij normaal dat de schout tevens een vroed- schapszetel bezette, maar ook dit is in de twee bannen nimmer voorgekomen. Tijdens de Franse bezetting verdween de rechtspraak uit het plaatselijk bestuur (181 1). Sindsdien was het dagelijks bestuur opgedragen aan burgemeester en assessors (later: wethou- ders). Vanaf 1851 zou de gemeenteraad op- treden als hoofd van de gemeente. De colle- ges van burgemeesters, schepenen, vroed- schappen en later de gemeenteraden kwamen regelmatig in vergadering bijeen. Deze ver- gaderingen werden bijgewoond door de se- cretaris van de bannen. In de 18e eeuw kre- gen beide dorpen elk een eigen secretaris. Voor de uitwerking van minuten en notulen beschikte elke banne over een klerk. Een bo- de/conci'erge droeg zorg voor het rechthuis- /raadhuis Hij stookte vuur in de vergaderka- mer en zorgde voor papier, zand en inkt op tafel. Secretaris, klerk en bode vormden het begin van wat later de secretarie zou worden. Een der taken van algemeen bestuur betrof het bijhouden van de bevolkingsbeweging. In Westzaandam (en mogelijk Oostzaandam) waren daarvoor vanaf de 17e eeuw wijk- meesters aangesteld. Deze wijkmeesters no- teerden vestiging in en vertrek van burgers uit het dorp. Dit werk zou door hen worden gedaan tot 1876. Besluiten van het plaatselijk bestuur werden bekendgemaakt door de dorpsomroeper. Deze functionaris zou in de late 19e, begin 20e eeuw verdwijnen. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw groeide het werk ter secretarie sterk en werden verschil- lende functionarissen aangesteld, onder an- dere voor archivering en bevolkingsboekhou- ding. In de bannen Oost- en Westzaan was in de 17e eeuw een bansthesaurier werkzaam, die zich uitsluitend bezighield met de admini- stratie van de plaatselijke financiën. Tegen het einde van de 17e eeuw kregen de dorpen Oost- en Westzaandam elk een eigen thesau- rier. Dat de dorpen eigen functionarissen kregen, illustreert hoezeer zij zich in de bannen zelf- standig gingen opstellen. In economisch op- zicht waren zij duidelijk sterker dan de ande- re dorpen in de bannen. Dat de politiek-be- stuurlijke verhoudingen niet wijzi gden, za- gen wij reeds. Naast de thesaurier waren schot- en pondgaarders werkzaam voor de in- ning van de gewestelijke accijnzen. In de 19e eeuw werd de thesaurier vervangen door de ontvanger, die bijgestaan werd door zogeheten commiezen. In de loop van de 20e eeuw werden steeds meer werkzaamheden van het bureau ontvanger overgenomen door de afdeling financien op de secretarie. Ener- zijds omdat de chef van deze afdeling zich vooral ontwikkelde tot beleidsadviseur van het college van B & W. en anderzijds omdat de bedrijven en diensten die in de 20e eeuw ontstonden (zie de navolgende hoofdstukken 3.6 en 3.7.). hun eigen boekhouding gingen voeren. Uiteindelijk werd het ontvangers- ambt in Zaandam in 1975 opgeheven. In het begin van de 20e eeuw werden op het Ontvangerskantoor deurwaarders aangesteld. om achterstallige betaling van plaatselijke belastingen zoveel mogelijk te voorkomen. Rechts het gebouw van de geiiieeiiieli'j- ke spaarbaitk re Zaandam (foto 1 963). Politieraken. Zaan- dam 1958 bij de of- ficiele opening van de Beatrixbrng. overheidszorg 3.2. -3.3. Het bleek niet voldoende. zodat in februari 1918 een Ophaal- en Stortingsdienst werd in- gesteld. Deze zou tot 1926 bestaan. Haar werkzaamheden werden overgenomen door het in 1919 opgerichte Gemeentelijk Giro- kantoor. Dit girokantoor. dat tevens het beta- lingsverkeer voor de bedrijven en diensten verzorgde. werd met de oprichting van de Postcheque- en Girodienst op rijksniveau in 1955 opgeheven. Tenslotte moet de Stadsbank van Lening worden genoemd. een voorziening waar mensen tegen belening van goederen geld konden krijgen. Deze pandjeshuizen waren tot het midden van de 19e eeuw belangrijk als bron van tijdelijke financiële steun. De tijden werden echter beter en de Zaandamse Bank van Lening werd in 1877 gesloten. Eni- ge decennia later (mei 1918) werd een Ge- meentelijke Spaarbank opgericht. ter bevor- dering van het sparen onder arbeiders. Deze spaarbank zou na de Tweede Wereldoorlog opgaan in een grotere bankinstelling. In het algemeen kan gesteld worden dat de typisch secretariële functies tijdens de Repu- bliek beperkt van omvang waren. en pas van- af de tweede helft van de 19e eeuw sterk toe- namen.

3.2. Openbare Orde en veiligheid

De belangrijkste taken op het terrein van de openbare orde en veiligheid waren recht- spraak. (en nog steeds) politie en brandpre- ventie. Het college van zeven schepenen ver- vulde drie hoofdtaken. Samen met de burge- meesters waren zij belast met de plaatselijke wetgeving (keuren. ordonnanties). Drie hun- ner hielden in hun capaciteit als weesmees- ters toezicht op de voogdij (zie 3.3 hierna). Als lage vierschaar (= het college van sche- penen) spraken zij recht onder voorzitter- schap van de schout. De schout trad daarbij op in een functie die vergelijkbaar was met die van openbaar aanklager en commissaris van politie. De schouten van de banne ver- vulden nevenfuncties: die van Oostzaan was tevens gerechtsbode en vendumeester. die van Westzaan was tevens vendumeester. De schout was voorts belast met de tenuitvoer- legging van de vonnissen. Beide schouten werden bijgestaan door een dienaar van justi- tie. die onder andere de dagvaardingen rond- bracht. Deze dienaren van justitie waren overdag de belangrijkste ordehandhavers. vooral aangesteld voor wering van de bedela- rij. Voor handhaving van de nachtelijke rust zorgde de nachtwacht. Dit was een verplichte taak voor alle mannelijke burgers tussen 18 en 60 jaar. ln Oostzaandam werden twee nachtwakers per wijk per nacht volgens roos- ter aangewezen. Gewapend met 'houwen de- gen of halve piek' liepen zij 's nachts hun rondes. ln Westzaandam stonden deze nacht- wakers onder toezicht van een wachtmeester. Vanaf de Franse tijd (1795- l 8 1 3) veranderde de inrichting van deze taken nogal. De recht- spraak verdween en daarmee de dienaren van justitie en de gerechtsbode. Ter verbetering van de veiligheid op het platteland eiste de Franse regering dat er veldwachters moesten worden aangesteld. De oorsprong van de he- dendaagse gemeentepolitie ligt derhalve in 565 de tweede helft van de 19e eeuw. Hun taken betroffen aanvankelijk surveillance. ver- keersdienst en recherche. In de 20e eeuw zijn daar verschillende specialistische taken bij- gekomen. zoals bijvoorbeeld de kinder- en zedenpolitie. Brandbestrijding was tot in de 17e eeuw vooral een aangelegenheid van de burgers zelf. Na 1630 werden in beide dorpen hooi- stekers aangesteld. die belast waren met toe- zicht op de inzameling van hooi ter voorko- ming van broei. Daarnaast werden in het midden van de 17e eeuw in Westzaandam brandmeesters aangesteld voor de leiding van de nieuw opgerichte plichtbrandweren. Ook dit was een burgerplicht voor alle mannelijke ingezetenen tussen 18 en 60 jaar. In Oost- zaandam werden deze brandmeesters eind 17e. begin 18e eeuw aangesteld. Deze plicht- brandweer bleef bestaan tot diep in de 19e eeuw. ln Zaandam werd in 1879 naast de gemeente- lijke (inmiddels vrijwillige) een vrijwilligers- brandweer opgericht op initiatief van enkele Zaanse jongeren. Naar aanleiding van de grote brand in Zaandijk meenden zij dat de gemeente over ontoereikende blusmiddelen beschikte. Vier jaar later konden zij na inza- melin g van gelden een moderne brandspuit kopen die al gauw bekend stond als de 'Jon- geherenspuit'. ln 1949 fuseerden de Ge- meentelijke en de Vrijwillige Brandweer. In de 19e eeuw ging het toezicht op de brand- weer over van brandmeesters op de zogehe- ten Brandraad. waarin naast enkele raadsle- den tevens de gemeente-architect zitting had.

3.3. Gezondheids- eii maatschappelijke zorg

De gezondheids- en maatschappelijke (socia- le) zorg zijn tegenwoordig duidelijk geschei- den taakterreinen. Vóór 1900 was de gezond- heidszorg veel meer een bijzondere vorm van armenzorg. Tot 1636 hadden Oost- en Westzaandam sa- men een doctor/chirurgijn en een vroed- vrouw in dienst. Zij ontvingen van de dorpen een vergoeding voor hun diensten aan de ar- men en waren verplicht te wonen in een van de twee dorpen. Terwijl in grotere gemeen- ten (zoals Alkmaar) een apart gasthuis (=zie- kenhuis) en weeshuis bestond. werden in de twee Zaandorpen de zieken ondergebracht in het weeshuis. Ernstig zieken konden in een van de Amsterdamse gasthuizen worden on- dergebracht. Vanwege de bestuurlijke en kerkelijke scheiding in 1636 kregen beide dorpen een eigen doctor/chirurgijn. vroed- vrouw en wees- en armenhuis. Tot 1683 zou het Westzaandamse wees- en armenhuis te- vens dienen als raadhuis. De Franse tijd bracht veranderingen. Onder de Gezond- heidswet van 1804 werden per plaats of regio 'Commissies van geneeskundig Toevoorzigt' verplicht. Een dergelijke commissie heeft mogelijk ook in de Zaanstreek bestaan. De wet op de Uitoefening van de Genees- kunst (1865) schreef de vervanging van deze commissie voor door `Gezondheidscommis- sies`. Eind jaren '60 van de 19e eeuw werd een dergelijke commissie in Zaandam geïn- stalleerd. Deze commissie zou tot 1933 be- staan en ging toen op in de regionale Ge- zondheids- en Woningcommissie. Rond de laatste eeuwwisseling deden zich belangrijke veranderingen voor in de gezondheidszorg. ln de 19e eeuw waren er in Noord-Holland slechts vier gasthuizen (Amsterdam. Alk- maar. Haarlem en Purmerend). Deze gast- huizen boden ook onderdak aan minvermo- gende bejaarden. en het was heel gewoon dat zieken en bejaarden in dezelfde slaapzaal werden ondergebracht. De zieken- en bejaardenzorg zou nadien ge- scheiden worden. In 1913 kreeg Zaandam een afzonderlijk bejaardenhuis en drie jaar later werd het Gemeentelijk ziekenhuis opge- richt. ln 1919 ontstond de Gemeentelijke Ge- 566 Tonophalei's van de gemeeiite-rei'iii'gi'ne te Zaandam. foto gemaakt in 1923. Borenmakerssrraat. Loodsen van de Zaandamse hai'eri- dienst. 1930. overheidszorg 3.3. -3.6. '~\ I .a ' h.' l neeskundige en Gezondheidsdienst (GG & GD). waarin de stadsdoctoren en -vroedvrou- wen werden georganiseerd. De stadsvroed- vrouw zou in Zaandam uiteindelijk verdwij- nen (1964). ln 1966 werd de GG & GD als polikliniek opgenomen in het ziekenhuis. Een nieuwe gemeentelijk taak betrof de instelling van 'De Boerejonker'. een tehuis voor zwakzin- nigen en minder validen (1957). Deze zou vanaf 1963 onder een gemeenschappelijke regeling gaan vallen. De armenzorg kende evenals de gezond- heidszorg de zogeheten 'thuiszorg' en de 'in- stellingsverzorging'. De thuiszorg betrof vooral toedeling van voedsel. kleding en brandstof. waarvoor de middelen kwamen uit kerkelijk collectes. Deze bedeling stond onder toezicht van ar- menvoogden. aanvankelijk een college voor beide dorpen doch na 1636 twee aparte colle- ges vormend. Het wees- en armenhuis is hiervoor reeds ge- noemd. Dit stond onder beheer van zogehe- ten weesvaders en -moeders Zij beheerden de financien en deden de inkopen. Het dage- lijks toezicht in beide weeshuizen berustte bij de binnenvader en -moeder. Kort na de Fran- se inval werd een 'Armendirectie' ingesteld. bestaande uit vertegenwoordigers van alle gezindten. Deze directies of commissies wer- den in 1854 krachtens de Armenwet vervan- gen door een Burgerlijk Armbestuur. Gaan- deweg werd dit Burgerlijk Armbestuur de be- langrijkste instelling van bedeling. Daarover straks meer. Het weeshuis zou in Zaandam tot 1910 bestaan. Daarna werden de wezen ondergebracht bij gezinnen. Een bijzondere vorm van armenzorg was de werkverschaffing. die tijdens de Republiek vooral in grotere plaatsen een rol van enige betekenis speelde. Vanuit het inzicht dat be- deling slechts een tijdelijke oplossing was. ontstonden in de 19e eeuw op particulier ini- tiatief werkverschaffingsprojecten. Zo richtte in 1841 de Zaanse afdeling van de Maat- schappij tot Nut van 't Algemeen een derge- lijke vereniging op. In het begin van de 20e eeuw ontstonden particuliere arbeidsbeurzen die al snel door de gemeente werden overge- nomen. In 1918 werd de Dienst voor Werke- loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling (W & A) ingesteld. Dit viel samen met de werkloosheid die tijdens de Eerste Wereld- oorlog sterk was gegroeid. Naast deze in- spanning bleef de tijdelijke bedeling bestaan. onder andere in de vorm van distributiedien- sten. Zowel tijdens als kort na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog werden distributie- diensten opgericht ten behoeve van de verde- ling van schaars geworden produkten (kle- ding. voedsel. brandstof). De instellingen voor W & A werkten nauw samen met de Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon (verder: Dienst voor MH). Begin jaren '30 werden dergelijke diensten overal opgericht ter vervanging van de Burgerlijke Armbe- sturen. Zaandam was vrij laat. Pas in 1939 kwam er een Dienst voor MH. In 1941 ver- dween de arbeidsbemiddeling uit het plaatse- lijk takenpakket. toen de Duitse bezetter deze diensten centraliseerde. Diensten W & A en MH werden opgevolgd door de Gemeentelij- ke Sociale Dienst (GSD) in de jaren '50. Met de bevolkingsgroei en met name de stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden na de Tweede Wereldoorlog. is de GSD sterk in omvang toegenomen.

3.4. Onderwijs

Oost- en Westzaandam hadden tot 1636 sa- men een dorpsschoolmeester in dienst. Na dat jaar zou elk dorp afzonderlijk een school- meester aanstellen. Naast deze van dorpswe- ge betaalde functionaris waren er enkele 'particuliere' bijscholen. In Oostzaandam stond de schoolmeester onder toezicht van schoolvoogden. Ook op onderwijsgebied was de Franse aan- wezigheid van blijvende invloed. Zo werd een Commissie van Schooltoevoorzicht ver- plicht met de Onderwijsaet van 1806. Voor elk schooltvpe dat in de 19e eeuw ontstond vterd een commissie van beheer en toezicht ingesteld. Zo u as er in Zaandam een derge- lijke commissie voor de eind jaren '20 inge- stelde tekenschool. In de tweede helft van de 19e eeuw werd deze tekenschool vervangen door de nijverheids- en ambachtsschool voor jongens. Tezelfdertijd werd op de HBS het aantal lesuren handelsonderwijs terugge- bracht ten gunste van het onderwijs in vreem- de talen. Het openbaar lager onderwijs groei- de in Zaandam sterk. De schoolcommissie kon in 1848 melden '…dat de stad (_..'ieene gunstige uitzondering maakt dat aldaar slechts eene bijzondere school der le klasse en eene der tweede klasse bestaan en de ove- rige scholen openbare zijn.' Dit was in die tijd zeer uitzonderlijk. Na de onderwijswet- geving uit de jaren 1857-1876 is het open- baar onderwijs in Zaandam net als elders sterk toegenomen.

3.5. Handel en verkeer

Het marktwezen was in verschillende Hol- landse plaatsen de kurk van de plaatselijke economie (Alkmaar. Gouda. Purmerend). In de twee Zaandorpen was dit van aanmerke- lijk geringer belang. Pogingen om in Oost- zaandam een weekmarkt te starten ( 1738) werden succesvol doorkruist door Alkmaar en Purmerend. Oost- en (zeker) Westzaandam waren veel belangrijker als verkeersknooppunt en als centrum van industriële bedrijvigheid. Zo was er een commissaris van het veer en wa- ren er overlieden op het veer die toezicht hielden op de veerschippers. Voor regulering van het verkeer te water was tevens een ha- venmeester aangesteld. Daarnaast waren vooral in Westzaandam verschillende func- tionarissen werkzaam ten behoeve van de ac- cijnsinning. zoals graanmeesters. traanroei- ers en turfmeters. Tegen het einde van de 19e eeuw groeide het aantal taken op het terrein van marktwezen en handelsverkeer snel. In Zaandam werd eind 19e eeuw dan ook een speciale markt- commissie ingesteld die aan het eind van de jaren '60 van de 20e eeuw zou worden opge- heven. Door de aansluiting op het Noordzee- kanaal (zijkanaal G. 1885) nam het handels- verkeer sterk toe. en werd de instelling van een aparte havendienst noodzakelijk ( 1900).

3.6. Openbare werken

In de kleinere Hollandse plaatsen was voor zorg en onderhoud van openbare eigendom- men en land- en waterwegen slechts een ge- ring aantal mensen in dienst. In de banne van Oostzaan waren vanaf 1636 een timmerman en drie poldermeesters in dienst. ln de West- zaanse banne was ook een polderrneester aangesteld, maar geen timmerman. Beide bannen kenden rooimeesters. voorlopers van het moderne bouw- en woningtoezicht. Daar- naast hadden tot 1636 beide dorpen samen een grafmaker in dienst: na 1636 elk een . Tot in de late 18e eeuw veranderde daarin weinig. Met de aanleg van straatverlichting in Zaandam eind 18e eeuw werden diverse lantaamopstekers aangesteld. Voor het overi- ge was men gewoon om openbare werken bij aanbesteding te laten uitvoeren. De meeste gemeenten namen in de late 19e . begin 20e eeuw het onderhoud van gebouwen en straten in eigen beheer. Hiervoor werden Diensten van Openbare Werken opgericht. In Zaan- dam gebeurde dit in 1898. Deze dienst stond onder leiding van de gemeente-architect. een functie die in het begin van de 19e eeuw in het leven was geroepen. Voor de ontwikkeling van taken op het ge- bied van de openbare werken is de bewust- wording in de tweede helft van de 19e eeuw aangaande de lichamelijke gezondheid van groot belang geweest. Cholera- en tyfusepi- demieen kwamen regelmatig voor en artsen wezen erop dat dit verband hield met de slechte vi oonomstandigheden. de gebrekkige hygiene en de ernstige vervuiling van het drinkwater. Dit leidde er toe dat gemeenten verschillende werken ter hand namen. zoals de aanleg van een drinkvt aterleiding (in Zaandam onder een gemeenschappelijke re- geling vanaf 1885). de aanleg van rioleringen (vanaf 1882 in Zaandam) en de instelling van Gemeentelijke Reinigingsdiensten. De vuil- nisophaal was in Zaandam sinds 1849 uitbe- steed aan de 'Amsterdamse Maatschappij tot bevordering van landbouw en landbouwont- ginning in INederland' van Sarphati. De aan De Oude gasfnbriek te Zaandam. fam van vóór 1910 Rechts meelmolen De Koker. die in genoemd jaar ver- brandde. overheidszorg 3.7. –4. hem verleende concessie werd in 1880 niet meer verlengd. De invoering van het tonnen- stelsel voor de afvoer van faecalien leidde tot de instelling van de Reinigingsdienst in 1880. Dit tonnenstelsel zou met de invoering van het watercloset in de jaren '20 stelselma- tig gaan verdwijnen. Voor adequate afvoer van huisvuil werden in 1952 voor het eerst vuilnisemmers uitgereikt. Dit leidde weer tot de instelling van een Gemeentelijk Compos- teringsbedrijf . In de 20e eeuw kreeg de gemeente belangrij- ke taken op het gebied van ruimtelijke orde- ning en volkshuisvesting. voorgeschreven door de Woningwet van 1901 en latere streekplannen. Zo werd in 1919 in Zaandam een Gemeentelijk Grondbedrijf opgericht. voor het beheer van de grondeigendommen van de gemeente en ter voorkoming van spe- culatie van bouwterreinen.

3.7. Produktiebedrijven

De geschiedenis van de produktie- of open- bare nutsbedrijven begint met de openbare straatverlichting. We zagen al dat in de twee Zaandorpen aan het eind van de 18e eeuw lantaarnopstekers werden aangesteld. ln de 19e eeuw werd geleidelijk overgeschakeld van olie- op gaslantaarns. Deze gaslantaarns werden geplaatst door de gasfabriek die in 1860 van de gemeente Zaandam de concessie verwierf. Deze voor dertigjaar verleende concessie werd niet verlengd. zodat in 1890 de gasfabriek gemeentelijk werd` Deze gas- fabriek was aanvankelijk zowel produktie- als distributiebedrijf. In 1939 zou de ge- meente worden aangesloten op het produktie- bedrijf van Hoogovens. Dertien jaar later ging de gemeentelijke gasfabriek samen met die van Purmerend op in het Gasbedrijf Zaanstreek-Waterland. Naast de gasfabriek was in 1914 in Zaandam tevens een elektriciteitsfabriek gekomen. Dit bedrijf was van meet af aan slechts een distri- butiebedrijf. omdat het de elektriciteit betrok van het Amsterdamse GEB. Het Zaanse elek- triciteitsbedrijf bleef tot 1988 zelfstandig, om vervolgens te worden opgenomen in het Energiebedrijf Zaanstreek-Waterland. Van 1936 tot 1985 heeft Zaandam ook een Gemeentelijk Slachthuis gehad.

3.8. Kerk

De kerk was tijdens de Republiek ten dele een openbare dienst. Tot 1636 onderhielden de twee dorpen een gemeenschappelijke kerkdienst. waarin onder anderen een koster (tevens schoolmeester) en een organist werk- zaam waren. Zij stonden onder toezicht van de kerkmeesters. Na dat beruchte jaar richt- ten beide dorpen zelfstandige kerken op. In 1796 trad een provinciale verordening in werking die de scheiding van kerk en staat regelde. 567 4. F unctionarissen en organisatie Uit het hiervoor gegeven overzicht blijkt wel hoezeer de taak van het plaatselijk bestuur vanaf het begin van de 17e eeuw toenam. Met behulp van een tweetal grafieken kan dit worden gei'llustreerd (zie hieronder). Van de vier onderzochte gemeenten (Alk- maar. Beverwijk. Purmerend en Zaandam)` vertoonde eigenlijk alleen Zaandam een op- merkelijke toename van functionarissen in de 17e en 18e eeuw. In de andere drie gemeen- ten verliep de ontwikkeling min of meer ge- lijkmati g. Westzaandam maakte een sterke groei door in de jaren 1620- 1680 en 1720- 1740. Deze groei vond plaats in alle hierbo- ven besproken taakgebieden. maar de secto- ren openbare orde en veiligheid en gezond- heids- en maatschappelijke zorg en openbare werken groeiden het sterkst. In Oostzaandam nam het aantal functies pas vanaf 1690- l 700 opvallend toe. vooral bij openbare orde en veiligheid en openbare werken. De scherpe daling na 1800 betrof vooral de sectoren ge- zondheids- en maatschappelijke zorg en openbare werken. Na de samenvoeging van West- en Oostzaan- dam zou de omvang van het plaatselijk be- stuur tot 1860 licht toenemen. 1n het daarop- volgende decennium groeide het openbaar onderwijs sterk. De ontwikkeling van het aantal gemeentelijke functies in Zaandam verliep nu op een wijze die vergelijkbaar was met Alkmaar en Beverwijk. De drie steden vertoonden een sterke groei vanaf 1880- 1900. Na 1880 zien we een grote toename van het aantal gemeentelijke functies. hetgeen vooral verband hield met de uitbreidingen in onder- wijs. openbare werken. produktiebedrijven. algemeen bestuur en gezondheids- en maat- schappelijke zorg. Na 1950 waren het vooral openbare werken en onderwijs waar de be- langrijkste groei plaatsvond. In andere ge- meenten deden zich vergelijkbare ontwikke- lingen voor. De groei van de plaatselijke overheidszorg had belangrijke gevolgen voor de organisa- tiestructuur van de gemeente. Administreren- de taken waren in het begin opgedragen aan uitvoerende functionarissen. terwijl controle en toezicht in handen bleven van het college van burgemeesters. schepenen en vroed- schappen. Als een bepaalde taak omvangrij- ker werd. dan droegen zij administratie. con- trole en coordinatie over aan zogeheten bur- aantal functies 1201 110 ' grafiek 1. De ontwikkeling van het totaal aantal gemeentelijke functies in Oost- en Westzaandam. iestzaandam Oostzaandam Jaren 0 grafiek 2. De ontwikkeling van het totaal aantal gemeentelijke functies in Zaandam 1760- 1970. aantal functies 2000- 1800 < 1600 < 1ü00 1 1200 . 1000- openbare werken. reinigings- dienst). De gemeente ontwikkelde zich tot een bureaucratische organisatie met duidelij- ke hierarchische structuren. Dit was ook wel nodig. aangezien zonder een goede arbeids- verdeling de enorme toename van taken niet had kunnen worden opgevangen. Verdere specialisatie van taken leidde vervolgens tot de instelling van afdelingen binnen oorspron- kelijke eenheden. Zo werd in 1900 de ge- meentesecretarie van Zaandam gesplitst in de afdelingen “Algemene Zaken en geldmidde- len`. “Uitvoering van rijkswetten' en “Burger- lijke stand en bevolking'. Dergelijke verde- ling in afdelingen wordt ook wel departe- mentalisatie genoemd en het gebeurde bij elk organisatie-onderdeel. Door de groei van het aantal taken dat de plaatselijke overheid ten behoeve van de bur- ger op zich nam, ontstond in de 20e eeuw de behoefte aan zogeheten interne beheersdien- sten ter ondersteuning van de diensten en be- drijven. Zo kwam er na de Tweede Wereld- oorlog bijvoorbeeld een afdeling Personeels- zaken, en kwamen er beleids- en planningaf- delingen voor de voorbereiding van beleid op het terrein van onderwijs. openbare werken. ruimtelijke ordening e.d. 5. Waardoor is de ontwikkeling van de over- heidszorg beïnvloed- grafie). De economische en de demografi- sche ontwikkeling mogen als de belangrijkste factoren van bestuurlijke uitbouw in de Zaan- streek worden aangemerkt. Het aantal inwo- ners in de twee dorpen was in 1622 reeds toe- genomen tot 5000. Een eeuw later. in 1740. waren het er zo'n 6200. We hebben gezien hoe in Oost- en Westzaandam aanvankelijk verschillende functies gemeenschappelijk werden vervuld. Dit lag in de lijn der ver- wachting. De dorpen waren in economisch. cultureel en sociaal opzicht nauw bij elkaar betrokken. Westzaandam was aanvankelijk veel kleiner dan Oostzaandam en betaalde ongeveer een-derde aan de kosten van ge- meenschappelijke functionarissen. Toen Westzaandam sterk groeide en men in het ei- gen dorp ook gemeenschappelijke functiona- rissen wilde aanstellen. kwamen die van Oostzaandam hiertegen in het geweer. Hier- op scheidden zich de geesten letterlijk en fi- guurlijk in het jaar 1636, zodat ook hierdoor een aantal functies nogal toenam. Zo kan ten aanzien van de 17e eeuw worden gesteld dat de uitbreiding van het aantal functies in de twee Zaandorpen samenhing met de opbouw van wat toen als basisfuncties (nachtwacht. brandmeesters. gezondheids- en armenzorg. onderwijs) van plaatselijk bestuur werd be- schouwd. De toename in de 18e eeuw stond in verband met de aanstelling van functiona- rissen in de sectoren openbare orde en veilig- heid en openbare werken. Een uitbreiding derhalve van deze zogeheten basisfuncties. Vanaf 1870-1880 nam het aantal functies op- nieuw sterk toe. De bevolking breidde zich snel uit. De toename van het aantal gemeen- telijke functies in Zaandam was in de jaren 1880-1890. 1900-1930. 1950-1960 echter groter dan de bevolkingsgroei. De bevol- kingsgroei alleen biedt derhalve onvoldoende verklaring voor de groei van het gemeentelijk takenpakket. Opnieuw zijn economische ont- wikkelingen van belang. De aanleg van het Noordzeekanaal ( 1870-1876) en de aanslui- ting daarop (1885) boden nieuwe mogelijk- heden voor economische expansie. Er waren echter ook andere factoren van betekenis. De onderwijswetgeving in de jaren 1857-1876 leidde tot sterke groei van het openbaar on- derwijs. De wetgever zou vanaf de tweede helft van de 19e eeuw in toenemende mate invloed gaan uitoefenen op de omvang van het gemeentelijk takenpakket. Het Rijk kon immers de gemeentebesturen dwingen tot medebewind: de uitvoering op plaatselijk ni- veau van Rijkswetgeving (naast onderwijs bijvoorbeeld ook volkshuisvesting, ruimtelij- ke ordening, gezondheidszorg, hygiëne, ar- beidsbemiddeling e.d.). Overigens was niet alleen de hogere overheid van belang. Min- stens even invloedrijk waren de acties van artsen om tot aanleg van rioleringen en wa- terleidingen te komen. Politieke ontwikkelingen hebben eveneens, op bescheiden wijze, hun steentje bijgedra- gen. Daar waar socialisten in de gemeentera- den kwamen, deden zij hun invloed gelden. Bedacht moet worden dat het onjuist is te veronderstellen dat de komst van socialisten veel vernieuwing bracht in het gemeentebe- stuur. De belangrijkste veranderingen in het plaatselijk bestuur begonnen immers zo`n twintig jaar vóór de socialisten een doorslag- gevende stem kregen in de gemeenteraad. Wel heeft hun aanwezigheid bepaalde ont- wikkelingen mogelijk versneld. De hierbo- ven genoemde factoren bleven ook na de Tweede Wereldoorlog van invloed. maar er kwam een nieuwe factor bij. Doordat het ge- meentelijk apparaat zo was gegroeid. ont- stond meer en meer de behoefte om zogehe- ten “interne” beheersdiensten op te richten. 6. Besluit Met de samenvoeging van zeven Zaange- meenten in 1974 nam de omvang van het plaatselijk bestuur verder toe. Qua bevol- kingsomvang ging Zaanstad nu behoren tot de grotere gemeenten in Nederland. Sinds die tijd iS er in de gemeentelijke bestuursor- ganisatie veel gebeurd. Het gemeentelijk ap- paraat werd geheel gereorganiseerd (een ty- pisch verschijnsel in de jaren '70 en `80 van de 20e eeuw: voorheen werden alleen bepaal- de onderdelen geherstructureerd; zie litera- tuurlijst: in het onderzoek van Raay en Wol- ters is een apart hoofdstuk over Zaanstad op- genomen). Onlangs zijn de afdelingen van de gemeentesecretarie zelfstandige diensten ge- worden. In de jaren 80 kreeg de gemeente gedurende een reeks van jaren extra financië- le bijstand, maar ook controle van het Rijk (de zogenaamde artikel 12 status, die met in- gang van 1990 is opgeheven). De gemeente- lijke financiën zijn sindsdien gesaneerd. Zoals het plaatselijk bestuur in de twee Zaan- dorpen in de 17e eeuw, zo past ook het be- stuursapparaat van Zaanstad zich voortdu- rend aan bij veranderingen in de omgeving; aansluiting zoekend bij nieuwe trends (auto- matisering, internationalisering) in het stre- ven de burger een zo goed mogelijk diensten- pakket aan te kunnen bieden. Dat diensten- pakket is heden ten dage groter dan het ooit geweest is. dr. J.C .N. Raadschelders Literatuur.' A. van Braam e.a., Historische atlas van de Zaanlanden, Wormerveer 1970; A. van Braam, Bureaucratiseringsgraad van het plaatselijk bestuur van Westzaandam ten tijde van de Republiek, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jrg. 90 nr. 3/4, 1977; idem, Een stadsbestuur in wording, in: Holland, Regionaal Historisch Tijdschrift, jrg. ll nr. 2, 1979; idem, Opstellen over de vroegste geschiedenis van het plaatselijk bestuur in Zaandam, in: Serie Miniaturen, nr. 19, 1983; F .M. Galesloot, Partijformaties in een ta- nend liberaal bolwerk, De opmars van con- fessionelen en socialisten in Zaandam in de periode 1880-1929, in: Broeders sluit U aan. Aspecten van verzuiling in zeven Hollandse gemeenten, Hollandse Historische Reeks, 1985; J.J. `t Hoen, Op naar het licht. De Zaanstreek in de periode van de opkomst van de arbeidersbeweging 1882-1909, 1968; idem, De rode Zaanstreek. De periode van de grote invloed der arbeidersbeweging aan de Zaan 1909-1939, 1978; D. Kerssens, GEB- GEZ-EZW. Van toen naar nu, 1989; A. La- huis, Taak, inrichting en werkwijze van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken in Zaandam, 1960; HJ. Minderhoud, Honderd- vijftig jaar van het Departement Zaandam der Maatschappij tot Nut van het Algemeen 1789-1939, 1939; J.C.N. Raadschelders, Plaatselijke bestuurlijke ontwikkelingen 1600-1980. Een historisch-bestuurskundi g onderzoek in vier Noordhollandse gemeen- ten, 1990; W.J.M. van Raay, M. Wolters, Ambtelijke reorganisatie. Een onderzoek naar nieuwe organisatievormen in grote ge- meenten, 1988; N.Th. Smit, De ontwikke- ling van het gemeentelijk apparaat van de ge- meente Zaandam in de periode 1851-1941 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, RU Leiden), 1980.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/overheidszorg.1447963580.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 18:03
  • (Externe bewerking)