Hennepklopperij
Tak van vroegere molenindustrie, waarbij de stengels van hennepplanten onder stampers werden vervezeld. Na verdere bewerking (zie: Hekelaarsplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHekelaars
Ambachtslieden die de in de hennepkloppers gebeukte vezels hekelden,'over de hekel haalden', dat wil zeggen kamden, opdat ze geschikt werden om te worden gesponnen. Krommenie was het centrum van deze tak van nijverheid. Daar had men de grote rederijen en naast een viertal grote bedrijven, nog enkele van geringere omvang. Deze arbeid werd ook op de dorpen verricht en daarvoor had men speciaal in Graftdijk, de arbeiders wonen, die dit vak van vader op zoon beoefenden. Hekelen was overig… en Spinhuizenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSpinhuizen
Voor er in de 19e eeuw stoomspinnerijen ontstonden was het spinnen en twijnen handwerk, waarbij gebruik werd gemaakt van spinklossen en spinnewielen. Voor alle geweven stoffen, van welk materiaal dan ook, werden de garens dus in handwerk vervaardigd.) kon het product in de Lijnbanenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigLijnbanen
Inrichtingen in gebruik bij de touwslagerijen, een tak van nijverheid die in de 17e en 18e eeuw overwegend in Zaandam maar ook bijvoorbeeld in Krommenie beoefend is. In de buurt van de Lijnbaanstraat in Zaandam hebben drie grote lijnbanen gestaan: 'De Blauwe Arent', 'De Nieuwe Lijnbaan' en 'De Oude Lijnbaan'. Lijnbanen waren langwerpige, al of niet overdekte, terreinen, met daarop werktuigen ter vervaardiging van touw. Touw werd van meerdere 'tieren' in elkaar gedraaid, het aantal … tot touw of door wevers tot zeildoek (zie: Zeildoekweverijplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigZeildoekweverij
Tak van nijverheid die van de 17e tot in de 20e eeuw vooral voor Krommenie en voor betrokkenen in omliggende dorpen van grote economische betekenis is geweest. Dat wil zeggen dat meer dan 350 jaar achtereen vele honderden, zo niet duizenden bewoners van de noordelijke Zaanstreek bij de zeildoekproductie waren betrokken. In het begin van de 20e eeuw waren nog twee grote weverijen actief. Zij staakten hun productie pas ver na de Tweede Wereldoorlog. De laatste sloot in 1981 de poo…) worden verwerkt. De molens werden hennepkloppers en soms ook beukmolens genoemd.
Nadat aanvankelijk Graft en De Rijp belangrijke centra van de hennepklopperij waren geweest, concentreerde van omstreeks 1650 af de verwerking van hennep zich in de Zaanstreek. Door de grote vlucht van zeildoekweverij in Krommenie, ontstonden in dit dorp de meeste beukmolens. In 1589 vroeg Albert de Veer, poorter van Amsterdam, octrooi aan op een werktuig waarmee met behulp van wind-, water- of paardekracht hennep kon worden vervezeld. Voordien werd alle hennep met handkracht gebeukt. De uitvinding vond betrekkelijk weinig toepassing: tot 1800 zijn er in Holland niet meer dan zestig hennepkloppers gebouwd. De helft ervan heeft in de Zaanstreek gestaan. Krommenie had tenminste 13 beukmolens, Assendelft minstens vier, Wormer en Westzaan elk minstens vijf.
De Zaanse hennepkloppers waren achtkante bovenkruiers, die met hun gaandewerk zes tot tien van massief hout gemaakte stampers op en neer bewogen. Deze stampers zijn enigszins vergelijkbaar met de heien in een oliemolen. De hennepstengels (hennepstro) werden eenvoudigweg in een soort kommen onder de stampers gelegd. Elke stamper had vier kleine uitsteeksels, waarmee de stengels steeds werden opgelicht en gekeerd. Door het gedurig beuken ontstonden dunne, lange en vooral sterke vezels.
Het proces was eenvoudig en vergde niet meer dan twee man die de molen gaande hielden en de kommen vulden en leegden. Dat laatste was riskant, er gebeurden veel ongelukken doordat men de handen niet tijdig onder de vallende stampers wegtrok. In het laatste kwart van de 19e eeuw werd daarom het vastzetten, schorten, van de stampers verplicht gesteld. Het werk was bovendien ongezond. Naast doofheid door het voortdurende gedreun kwamen dikwijls longaandoeningen voor als gevolg van het ronddwarrelende hennepstof. De hennep was ook licht ontvlambaar, open vuur en licht in de molens was verboden.
Aanvankelijk waren de hennepklopperijen in bezit van één of twee eigenaren, die doorgaans zelf in de molen werkten. Zij verdienden de kost met de opdrachten van de rolredersplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigRolrederij
De zeildoekfabricage in Krommenie zou niet tot ontwikkeling zijn gekomen zonder het coördinerende werk dat de rolreders verrichtten. De weverij, die al in de 17e eeuw tot bloei kwam, is aanvankelijk - tot ver in de 19e eeuw - in huisindustrie, dus sterk gedecentraliseerd, bedreven.. Voor de zeildoekfabrikanten was het aantrekkelijker de molens zelf te exploiteren. Zij verenigden zich in partenrederijenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigPartenrederij
Vorm van 17e-, 18e- en 19e-eeuwse bedrijfsvoering, waarbij het ondernemingskapitaal door tenminste twee personen was gestort. De eigenaars richtten daartoe een rederij op. De aandelen in het kapitaal werden 'parten' genoemd, de uit te keren winst werd naar rato van het aantal parten verdeeld. Bij een vergelijking met huidige ondernemingsvormen heeft de partenrederij nog het meeste weg van de besloten vennootschap. en kochten geleidelijk alle hennepkloppers op. Hierdoor waren de aanvankelijke eigenaars afhankelijke molenaars geworden, die in stukloon moesten werken. Was er geen werk, of geen wind, dan stonden de inkomsten stil.
Niet alleen de productie bepaalde hun inkomen, ook de kwaliteit van de geschoonde hennep speelde een rol. Zij waren echter niet betrokken bij de inkoop en het is bekend dat zij meermalen protesteerden tegen de slechte kwaliteit die zij moesten verwerken. De oorzaak daarvan was gelegen in Zuid-Holland, waar de hennep overwegend werd geteeld. De hennepkloppers in of nabij het teeltgebied werden bevoordeeld met de beste kwaliteit en voor de Zaanse beukmolens kwam soms alleen slecht hennepstro beschikbaar.
De exploitatie van de molens was ook voor de partenrederijen op den duur nauwelijks winstgevend. Dit trachtte men op te vangen door verlaging van het beukloon van acht tot vijf stuivers per honderd pond vervezelde hennep. Desondanks was het voor de aandeelhouders niet meer interessant om de partenrederij voort te zetten, het bleek zelfs haast onmogelijk zich van de parten te ontdoen. Na 1850 kwamen de overgebleven hennepkloppers de één na de ander in bezit van de afzonderlijke zeildoekweverijen. De wat betreft bouw en inrichting ook op volmolensplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigVolmolen
Een volmolen is een molen die werd gebruikt om geweven wollen stof een nabewerking te geven om de kwaliteit te verbeteren. Bij het 'vollen' werd de weefselstructuur dichter en vaster gemaakt (vervilten). Hiertoe moest de stof langdurig gekneed worden met toevoegingen als aarde, urine en zeep. gelijkende hennepkloppers hebben tussen 1640 en 1700 de grootste bloei gekend. Daarna nam hun aantal en betekenis geleidelijk af. In Krommenie bleven ze het langst in gebruik; in 1913 werd daar de laatste beukmolen gesloopt.
Zie ook: Economische geschiedenis 2.5.2plugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigEconomische ontwikkeling van de Zaanstreek in de periode 1580-1800
2.1 Economische expansie l
Ondanks de stedelijke tegenwerking geraakte de economische ontwikkeling van de Zaanstreek na 1580 in een stroomversnelling. De periode 1580-1650 was een tijdperk van explosieve en veelzijdige uitbreiding van economische bedrijvigheid. Het was een tijd waarin het lot van de Zaanse economie onverbrekelijk verbonden werd met het lot van de Amsterdamse stapelmarkt. De Zaanstreek werd meegezogen in de voor….
Literatuur:
- prof. dr Johan (Joop) Goudsblomplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigGoudsblom, prof. dr Johan (Joop)
Bergen NH, 11 oktober 1932
Hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Joop Goudsblom groeide op in Krommenie. Op de middelbare school ontwikkelde hij historische belangstelling voor de Zaanstreek; al sinds zijn 16e jaar publiceerde hij in onder meer, De hennepkloppers van Krommenie (in: De Zaende 1948 en 1949); - Klaas Woudt, Van Canefas tot Coral, de geschiedenis van een Krommenieër familieonderneming.