Dit is een oude revisie van het document!


Belangenorganisaties van werkgevers de feitelijke tegenhangers van werknemersverenigingen of vakbondenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigVakverenigingen

Organisaties van werknemers, met het doel tot gezamenlijke positieverbetering te geraken. Andere namen voor vakvereniging zijn vakbeweging, arbeidersverenigingen, werknemersverenigingen en vakcentrales. De arbeidersbeweging is van grote invloed geweest op de politieke bewustwording.
. Tengevolge van centralisatie waren er rond 1990 zeven landelijke werkgeversorganisaties overgebleven. Daarvan hebben het Verbond van Ned. Ondernemingen (VNO) en het Koninklijk Nederlands Ondernemers Verbond (KNOV) in de Zaanstreek een aanzienlijk aantal leden. Alle andere hierna te bespreken organisaties zijn in voornoemde organisaties opgegaan, danwel opgeheven.

1 Landelijke organisaties

De zeven centrale werkgeversorganisaties zijn: Nederlands Christelijk Ondernemers Verbond (NCOV) en het KNOV voor het midden- en kleinbedrijf; het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) en het VNO voor de grote werkgevers; het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité (KNLC); de Katholieke Nederlandse Boerenen Tuindersbond (KNBTB) en de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond (NCBTB) in de agrarische sector.

NCOV en KNOV voeren geregeld informeel overleg. VNO en NCW werken samen in de Raad van Nederlandse Werkgevers Verbonden (RNWV). KNLC, KNBTB en NCBTB vormen het Overlegorgaan Centrale Landbouworganisaties. De drie overlegorganen komen samen in de Raad van de Centrale Ondememersorganisaties (RCO), van waaruit afgevaardigden naar de Stichting van de Arbeid en Sociaal Economische Raad worden gestuurd. NCOV, KN LC, KN BTB en NCBTB hebben geen aparte afdeling binnen de Zaanstreek, en worden hier verder niet behandeld. Het NCW heeft een afdeling West, waaronder de Zaanstreek valt, en heeft daardoor een zetel in de Kamer van Koophandelplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigKamer van Koophandel en fabrieken voor de Zaanstreek

Prins Bernhardbrug Door de wet ingesteld orgaan ter behartiging van de economische belangen van industrie, ambacht en dienstverlening. Aanvankelijke benaming Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland: op verzoek van de Kamer op l juli 1988 tot huidige naam gewijzigd.
. VNO en KNOV vertegenwoordigen het grootste deel van de bijna 6000 in het handelsregister ingeschreven Zaanse bedrijven.

2. Ontstaan werkgeversorganisaties

Zaanse ondernemers onderhielden van oudsher onderling informele contacten; zij participeerden in elkaars ondernemingen en waren ook vaak door familiebanden met elkaar verbonden. Maar vóór 1875 waren er geen officiële samenwerkingsverbanden tussen Zaanse ondernemers in de zin van de huidige werkgeversorganisaties. Wel werden door ondernemers gezamenlijk bijvoorbeeld verzekeringsfondsenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigVerzekeringswezen

In de Zaanstreek bestond eeuwenlang een hoge graad van economische bedrijvigheid op allerlei gebied. Daaruit voort kwam de behoefte aan mogelijkheden om het financiële risico daarvan zo veel mogelijk veilig te stellen. Misschien kan zelfs worden gesteld, dat bepaalde takken van handel of industrie zich minder of in elk geval anders ontwikkeld zouden hebben als niet enige vorm van mogelijkheid tot overdracht van het financiële risico had bestaan. De kleinschaligheid van de Zaan…
opgebouwd, terwijl soms ook samenwerking ontstond om export-belangen te verdedigen. Bijvoorbeeld de bakkers van Wormer, de stijfselmakersplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigStijfselfabricage

Belangrijke bedrijfstak in de Zaanse economie, reeds aan het einde van de 16e eeuw aanwezig; vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ook in (stoom)fabrieken, waarvan Zetmeelbedrijven De Bijenkorf (ZBB) als belangrijke producent is overgebleven. De stijfselfabricage bestaat uit het produceren van zetmeel en de daarvan afgeleide producten (modificaties) voor het stijven van textiel uit zetmeelhoudende producten, als aardappelen, mais, rijst en tarwe. Stijfsel is de algemene benami…
van Oostzaan en de scheepsbouwersplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigScheepsbouw

Nijverheid, het produceren (en/of repareren) van vaartuigen. Dit kunnen houten, metalen, betonnen en/of kunststof schepen zijn, zowel voor de binnen- als voor zeevaart. De bouw van bijvoorbeeld booreilanden wordt ook tot de scheepsbouw gerekend; deze sector is echter nooit in de Zaanstreek bedreven. De
van Zaandam verenigden zich tijdelijk in op gilden gelijkende organisaties, volgens Van Braamplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBraam, Prof. dr. Aris van

Zaandam, 1 juni 1923 - Wormerveer, 8 mei 2002

Wetenschapper, en één der belangrijkste naoorlogse publicisten over de Zaanstreek. Van Braam haalde in 1946 zijn doctoraal Sociografie, daarna volgde zijn benoeming tot eerste hoofd van het Sociografisch Bureau van Zaandam. Van 1949-1965 vervulde hij vervolgens verscheidene functies bij het Centraal Bureau voor de Statistiek te 's Gravenhage. In 1957 promoveerde hij cum laude op het proefschrift
'veel meer als reactie op de protectionistische maatregelen van de Amsterdamse gilden, dan uit lokaal-economische noodzakelijkheid of omstandigheden'. Pas toen werknemers zich in vakverenigingen organiseerden ontstonden ook werkgeversorganisaties in de meer moderne zin van het woord. Deze waren aanvankelijk vooral defensief van karakter, sommige ontstonden ten tijde van arbeidsonrust of stakingenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigStaking

Het tijdelijk neerleggen van het werk als protest of om zekere eisen af te dwingen, met name op het gebied van lonen of arbeidsvoorwaarden. In de industriële Zaanstreek is meer gestaakt dan in meer landelijke gebieden. De stakingen hadden met name plaats in de Zaanse gemeenten waar de industrie sterk vertegenwoordigd was; in Oostzaan, Wormer, Jisp, Westzaan en Assendelft waren nooit omvangrijke stakingen. De meeste en grootste stakingen hadden in Zaandam en Wormerveer plaats. Niet alle…
. De arbeidsenquête liet aan het eind van de 19e eeuw zien hoe slecht de Arbeidsomstandighedenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigArbeidsomstandigheden

De omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht. Een complex van factoren, zoals: veiligheid op de werkplaats, een (on)gezonde werksituatie, arbeidsverhoudingen op micro-, meso- en macro-niveau, loonvorming, arbeidsvoorwaarden, besluitvorming binnen de onderneming, bereikbaarheid van het werk, et cetera, en daarnaast ook tijdgebonden normen, bepaalt de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden.
waren; de Arbeidsverhoudingenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigArbeidsverhoudingen

De (rechts-)betrekkingen tussen werkgevers en werknemers (ook: de verhouding met betrekking tot de arbeid.) Bij het vaststellen van de arbeidsverhoudingen kan ook de overheid betrokken zijn. Werkgevers, werknemers en overheid geven vorm aan de arbeidsvoorwaarden en de sociaal-economische politiek. De partners verkeren in een onderhandelings-, overlegen strijdsituatie, vooral in periodes voorafgaande aan de vaststelling van de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's).
kwamen ten gevolge daarvan onder druk te staan.

De eerste arbeidsconflicten waren kleinschalig en de werknemers konden individueel nog genoeg weerstand bieden aan hun personeel. Sigarenmakerplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSigarenmakerij

Nijverheid, in de Zaanstreek tussen 1880 en 1940 bedreven. De sigarenmakerij in de Zaanstreek was voornamelijk in Krommenie geconcentreerd. In dat dorp woonden veel ongeschoolde arbeidskrachten, en het handmatig maken van een sigaar vereiste wel enige vakkundigheid maar deze was snel op te doen. Daarnaast waren er ook sigarenmakers in Zaandam. Daar werkten de eersten in de huisindustrie.
J. Baarsplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBaars en Zoon, J

Sigarenmakerij/sigarenfabriek te Krommenie, opgericht in 1867, geliquideerd in 1935 maar elders voortgezet. Van een eenmansbedrijf in een houten huis aan de Padlaan, groeide het bedrijf in vijftig jaar uit tot werkgever van 450 arbeiders. In het jaar 1917 werden 580.000 sigaren per week gemaakt door 220 sigarenmakers, 83 bosjesmakers en 149 sigarensorteerders, plakkers, strippers en vochters. Tussen 1903 en 1913 ontstonden nevenvestigingen in Cuijk, Roosendaal, Heerlen, Wagenin…
te Krommenie kon bijvoorbeeld in novemberdecember 1889 zijn stakende arbeiders van werk uitsluiten en vervolgens het door de ontslagen sigarenmakers opgerichte bedrijf wegconcurreren. Maar toen de organisatiegraad van de arbeiders steeg, werd het ook voor werkgevers noodzakelijk zich te organiseren. In dat licht verwondert het niet dat de werkgevers in het houtbedrijf als eersten in de Zaanstreek een bond oprichtten.

3.1. Bond voor Werkgevers in het Houtbedrijf

In 1900 kwamen de Zaanse houthandelaren voor het eerst bijeen, om te spreken over de steeds toenemende sterkte van de bootwerkersbond Eensgezindheidplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigEensgezindheid

Bootwerkersvereniging te Zaandam, de eerste sterke vakvereniging in de Zaanstreek, met dientengevolge een belangrijke rol in de Zaanse arbeidersbeweging (Zie: Socialisme en Vakverenigingen).

Eensgezindheid werd opgericht in 1896 uit onvrede met het peil van de lonen in de Zaandamse haven. De vereniging werd, ofschoon hier aanvankelijk enige twist over was, opengesteld voor alle havenarbeiders (lossers, stouwers en vlotters). Van het begin af werkte Eensgezindheid mee aan de vorm…
. De 28 bedrijven besloten tot oprichting van een bond, met als doel 'het behartigen van de belangen der leden bij en in hun bedrijf, inzonderheid de gevallen waarin deze door gehele of gedeeltelijke werkstaking worden geschaad of bedreigd en het bevorderen van de belangen van den houthandel'. Deze Bond (opgericht 1 mei 1901) werd 29 juli 1901 koninklijk goedgekeurd. Negen van de 28 Zaanse houthandelaren besloten geen lid te worden. De bond trachtte haar doel te bereiken door onder meer: 'het nemen van maatregelen ter voorkoming van werkstakingen; de leden bij te staan en te steunen bij intimidatie van de zijde van de werklieden en corporatiën en gehele of gedeeltelijke werkstaking; het beramen en nemen van maatregelen die in zodanige gevallen wenselijk zijn, inzonderheid het voorschrijven van een eenvormige gedragslijn.'

Afgesproken werd dat wanneer een staking bij een van de leden zou uitbreken, de ondernemer zijn beslissingsbevoegdheid in het conflict overdroeg aan de bond. Tot de opheffing (officieel in 1964, maar de boekhouding liep tot 1967 door) werd aan de eerste statuten weinig veranderd. De bond was en bleef dus voornamelijk defensief van karakter. De Bond van Werkgevers in het Houtbedrijf speelde een prominente rol bij de Houtwerkersstakingenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHoutwerkersstakingen

De loonregeling, zoals door houtbewerkers bij de firma's Simonsz en Zoon en Stadlander en Middelhoven aan de patroons werd gevraagd, luidt:

* 1e raamzagers f 15 per week * 2e raamzagers f 13.50 * Rondzagers f 16 * Schavers f 17,50
van 1914 en 1929. Bij de staking van 1914 brandde de bond daarbij haar vingers. Een der houtwerkgevers werd op het station van Amsterdam gearresteerd omdat hij al te enthousiast de Duitse stakingbrekers verwelkomde, die vervolgens te Zaandam door de kersverse 'rode burgemeester' K. ter Laan terug naar huis werden gestuurd.

In 1929 en bij volgende conflicten had de bond meer succes, vooral dankzij de hoge mate van onderlinge overeenstemming. Maar ook de houtwerkers waren zeer sterk georganiseerd. Onder die omstandigheden bleken beide partijen elkaar bij voorkeur aan de onderhandelingstafel te treffen. Reeds in 1903 werden er afspraken gemaakt over minimum-jeugdlonen en tussen 1920 en 1964 kwamen er verschillende CAO's tot stand. In 1939 werd de bond omgezet in `Bond van werkgevers in het Houtbedrijf en voor de Havenbelangen te Zaandam'. Waarschijnlijk was de bond toen al langere tijd gesprekspartner van de gemeente over de Zaandamse (zee)haven. Hout was dan ook een van de belangrijkste producten die daar werden aangevoerd. Het kasboek van de bond loopt tot maart 1967; in februari van dat jaar werd de laatste contributie gestort. Er waren toen 18 bedrijven aangesloten. Binnen het VNO en het KNOV is thans geen aparte organisatie voor de houthandel actief.

3.2. De Algemeene Werkgevers Vereeniging (AWV)

De latere AWV ontstond in 1919 als Zaansche Werkgevers Vereeniging. Bij de oprichtingsvergadering sloten zich 14 fabrikanten (uit negen verschillende bedrijfstakken) aan bij de vereniging, die zich op behartiging van de sociale belangen richtte. Het eerste bestuur bestond uit E. Honig, J .W. Dekker en W.F. Bloemendaal. Bij het eerste overleg met vakorganisaties bleken onmiddellijk de verschillen in uitgangspunten; waar de werkgevers meenden dat de loonhoogte bepaald moest worden door de wet van vraag en aanbod, meenden de werknemers dat lonen in ieder geval zo hoog moesten zijn dat een menswaardig bestaan voor werknemers mogelijk was. In deze periode na de Eerste Wereldoorlog stegen de kosten van levensonderhoud snel. Om de arbeidsrust te handhaven verhoogden de werkgevers aanvankelijk de lonen, maar dit beleid kon door de zich wijzigende economische omstandigheden niet gecontinueerd worden.

De ZWV onderzocht in haar beginperiode de wijze waarop lonen en andere arbeidsvoorwaarden in verschillende ondernemingen werden vastgesteld. Men kwam tot de conclusie dat de organisatie zich niet moest beperken tot de Zaanstreek en er werd contact gezocht met andere werkgeversverenigingen zoals de Metaalbond, de Enschedesche Fabrikanten Vereeniging, en de Vereeniging van Nederlandsche Cacao- en Chocolade Fabrikanten. Een overkoepelend orgaan voor de diverse werkgeversorganisaties werd noodzakelijk geacht, in verband hiermee werd nog in 1919 de naam gewijzigd in Algemeene Werkgevers Vereeniging (AWV), terwijl in 1920 werd besloten tot de oprichting van de vereniging Centraal Overleg in Arbeidszaken voor Werkgeversbonden (COAW). In 1921 werd in Haarlem het gemeenschappelijk secretariaat van AWV en COAW gevestigd.

De AWV stond afwijzend tegenover het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, aangezien deze in de metaalindustrie tot steeds terugkerende strijd met vakbonden leidden; dit standpunt handhaafde men tot de Tweede Wereldoorlog. De vakverenigingen werden door een groeiend ledental steeds sterker en kwamen met nieuwe looneisen. Nadat het minimumloon f 30 per week was geworden, kwam er een algemene looneis dit naar f 32 te verhogen, gekoppeld aan het afschaffen van overwerk en doorbetaling van het volledige loon bij ziekte gedurende een periode van 26 weken. Deze eis werd door de AWV afgewezen, hetgeen leidde tot een conflict bij een van de leden, de Cacao- en Chocoladefabriek H. Pette J. znplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigPette Hz., J

Cacao- en chocoladefabriek te Wormerveer, later De Arend genoemd, opgericht in 1870 en in 1937 overgenomen door de firma Boon.

Grondlegger van het bedrijf was J. Pette Hz., die bij zijn woning aan het Hennepad te Wormerveer een grossierderij dreef in onder meer blauwsel, stijfsel, spek, paardevlees en cacaopoeder. Zijn oudste zoon deed (mogelijk samen met zijn vader) proeven om van de cacaopoeder flikjes (naam afkomstig van de Amsterdamse chocoladefabrikant Casper Flick) te maken,…
. te Wormerveer. In verband met de drukte voor Sint Nicolaas werd in deze industrietak vanaf augustus overgewerkt. De arbeiders weigerden en stelden daarnaast een looneis van f 35 per week. Na afwijzing volgde een staking, die door de AWV als een principiële krachtproef werd beschouwd. Na een periode van vijf weken moesten de werknemers de staking opgeven en werd het werk hervat. De statuten van de AWV werden naar aanleiding van dit conflict uitgebreid met de bepaling dat het dagelijks bestuur van de AWV bij een wijziging in de algemene loonen arbeidsvoorwaarden ingeschakeld moest worden en dat door individuele fabrikanten geen onderhandelingen met de besturen van vakverenigingen gevoerd mochten worden.

De AWV groeide snel; in 1922 waren reeds 93 ondernemingen met een totaal arbeidsbestand van 11.000 bij de vereniging aangesloten. Maar de organisatie van werkgevers was nog niet algemeen. Bij een omvangrijk arbeidsconflict in 1924 werd de positie van de AWV verzwakt, doordat een niet bij de vereniging aangesloten bedrijf de eis tot verhoging van het minimumloon met f 2 per week honoreerde. Daarna werd bij meerdere fabrieken deze looneis gesteld, die door de AWV echter werd afgewezen. Hierdoor brak op 10 september 1924 een staking uit bij de nv Koninklijke Pellerij v/h Gebr. Laan te Wormerveer en op 15 oktober bij de fa. Jan Dekkerplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigDekker, Jan

Handelsonderneming en aanvankelijk ook (chemische) industrie te Wormerveer; familie-onderneming vanaf eind 18e eeuw, in 1991 onderdeel van Naarden International te Naarden.

In 1774 richtte Jan Gerbrandsz. Dekker gehuwd met Guurtje Cornelisd. Schenk, samen met zijn zwager Lammert Trip gehuwd met Claartje Jansd. Schenk, de firma Trip & Dekker op, maar in 1778 besloot hij onder eigen naam door te gaan met zijn 'handel in potasch en weedasch', met daarnaast een trashandel. De tras werd…
(bedrijven van respectievelijk de voorzitter en de vice-voorzitter van de AWV). De staking werd met steun van de vakorganisaties krachtig voortgezet; pas in februari 1925 bleek er enige stakingsmoeheid bij de werknemers op te treden.

Een vertegenwoordiger van het College van Rijksbemiddelaars bemiddelde, waarbij de onderhandelingen niet meer zozeer over de verlangde loonsverhogingen gingen, maar meer over het voorkomen van consequenties (ontslag) voor de stakers. De uitkomst van dit conflict was voor de AWV van groot belang. De betrouwbaarheid van de vereniging bij de leden had op het spel gestaan. Ook was duidelijk geworden dat bij een langdurig arbeidsconflict geldelijke steun voor het bedrijf in kwestie onontbeerlijk was. In 1926 werd daartoe een steunfonds ingesteld; alle bij de AWV aangesloten bedrijven verplichtten zich hier aan bij te dragen.

De crisis van de jaren '30 deed zich ook in de Zaanse industrie zwaar voelen. De AWV nam het standpunt in dat alleen over wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden met de vakbonden overlegd moest worden en niet over loonsverlagingen, aangezien de vakbonden zich daar toch stelselmatig tegen keerden. In 1934 volgde een nieuwe loonsverlaging, tot onder het niveau van 1919.


Lonen Zaanstreek 1919-1934:
1919: van f25 naar f27,
1920: van f27 naar f30,
1923: van f30 naar f27,
1924: van f27 naar f25,
1934: van f25 naar f22,50.


De devaluatie van de gulden in 1936 gaf de economie een impuls; omzetten en winsten stegen en de bonden kwamen met nieuwe looneisen. De activiteiten van de AWV namen weer toe.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de vakbonden al snel ingelijfd bij het Nederlands Arbeids Front (NAF). De AWV bleef voorlopig functioneren en werkte aanvankelijk mee met het College van Rijksbemiddelaars, dat op last van de Duitse bezetter de taak had gekregen landelijke loonregelingen te ontwerpen. Vanaf 1942 werd het duidelijker dat de Duitse bezetter er naar streefde het bestaan van de werkgeversorganisaties onmogelijk te maken. Op 1 mei 1942 ontving de AWV de mededeling dat de vereniging beschouwd werd haar werkzaamheden beëindigd te hebben en dat de bezittingen overgedragen moesten worden aan de Hoofdgroep Industrie. De AWV had toen al het Steunfonds geliquideerd om te voorkomen dat enige miljoenen via het NAF in handen van de Duitse bezetter zouden vallen. Onder een andere naam ('kantoor mrs. de Graaf en Haveman') werden de activiteiten van de AWV in bescheiden opzet voortgezet, ook met het oogmerk in een na-oorlogse situatie meteen weer volledig van start te kunnen gaan, hetgeen in 1945 ook gebeurde.

De na-oorlogse situatie was economisch gezien zeer slecht: gebrek aan grondstoffen, een gehavend productie-apparaat, grote woningnood, een klein aanbod van goederen en diensten, een grote inhaalvraag en een onevenwichtige situatie op de arbeidsmarkt. Overheidsbemoeienis werd ook door de AWV als noodzakelijk gezien. Dit alles leidde tot een andere taakstelling van de AWV. Aangezien de AWV zich snel ontwikkelde tot een der belangrijkste werkgeversverenigingen van Nederland, werd zij meer en meer betrokken bij algemeen sociaal-politieke vraagstukken, zoals die op het terrein van de sociale verzekeringen en de verplichte bedrijfsverenigingen. Reeds vóór 1940 had de AWV haar bezwaren tegen collectieve arbeidsovereenkomsten laten varen. In 1940 was met de vakbonden al overeenstemming bereikt over de mogelijkheid model-cao's te formuleren. Na de bevrijding stelden de vakbonden dit weer aan de orde. Aangezien er in ondernemerskringen groeiende waardering was voor de constructieve opstelling van de meeste bonden (de werkgevers beschouwden de Eenheidvakcentrale - EVC - als malafide en onderhandelden daar niet mee), werden deze hierin positief benaderd. Het door de bonden aangevoerde motief dat cao's de bedrijfsvrede zouden bevorderen, werd door de werkgevers als minder juist ervaren. Zij zagen een cao meer als een vorm van wapenstilstand, die gebruikt kon worden om zich op een nieuwe strijd voor te bereiden. Volgens het AWV-bestuur zouden cao's eerder de klassetegenstellingen vergroten. De AWV concludeerde dat het al dan niet afsluiten van een cao per geval apart bekeken diende te worden en dat de AWV niet de competentie had voor haar leden te beslissen.

Dit standpunt werd gaandeweg door de realiteit achterhaald: in 1959 waren bij de leden van de AWV 103 ondernemings-cao's, 17 bedrijfstak-cao's, en 5 regionale cao's afgesloten, waarbij ruim 150.000 werknemers betrokken waren. De periode na de Tweede Wereldoorlog werd gekarakteriseerd door 'harmonie-denken'; later ging het 'conflict-denken' de boventoon voeren. Steeds vaker kwamen werkgevers en werknemers openlijk met elkaar in botsing, vanaf de jaren '60 leidde dit tot loonstijgingen. Begin jaren '70 stagneerde de economische groei en werden de werkgevers tengevolge van automatisering minder afhankelijk van menselijke arbeidskracht. De AWV groeide in deze periode door. Al vóór de oorlog was de AWV nog maar ten dele een Zaanse organisatie, na de oorlog uiteindelijk geheel niet meer. Allengs vertrokken Zaanse ondernemers uit het bestuur en verdween ook de speciale interesse in de streek.

Nadat in 1959 de geleide loonpolitiek definitief werd afgeschaft, werd de AWV steeds vaker partij in cao-onderhandelingen. In 1959 was de vereniging betrokken bij 125 cao's, in 1969 bij 231 en in 1989 bij 280. De AWV, inmiddels een van de grotere brancheorganisaties binnen het VNO, was toen de grootste werkgeversvereniging op sociaaleconomisch gebied. Bij de vereniging werkten toen circa 200 personen, vanuit de standplaatsen Haarlem (hoofdkantoor), Haren, Zutphen en Tilburg. Vanuit de traditie was de Zaanstreek ook toen nog oververtegenwoordigd onder de leden.

3.3. Koninklijk Nederlands Ondernemers Verbond (KNOV)

In november 1976 fuseerden het Koninklijk Verbond van Ondernemers (KVO) en het Katholiek Nederlands Ondernemers Verbond (NKOV) tot het KNOV. Gelijktijdig ontstond een district Zaanstreek van dit verbond. Het KNOV stelt zich ten doel 'het creëren van een gunstig ondernemings- en ondernemersklimaat, gericht op het zodanig ruimte bieden aan het ondernemen in het midden- en kleinbedrijf dat de ondernemers, dankzij hun eigen capaciteiten en op basis van het stelsel van de vrije ondernemingsgewijze productie en distributie van goederen en diensten, voldoende winstcapaciteit en continuïteit kunnen realiseren en zich als specifieke ondernemersgroep kunnen profileren'. Het KNOV is sindsdien één van de belangrijkste ondernemersorganisaties in de Zaanstreek en Nederland; in de Kamer van Koophandel bezet het KNOV zeven van de tien zetels voor het midden- en kleinbedrijf.

Aangesloten zijn plaatselijke en branche-organisaties. Het totaal aangesloten ondernemingen (1100 in 1989) wordt gevormd door optelling van het totaal van de 78 aangesloten branche-organisaties en de 8 aangesloten plaatselijke organisaties. Deze zijn: Winkeliersvereniging Assendelft, Ondernemersvereniging 'Doka' Krommenie, Ondernemersvereniging 'Aktief' Wormer-Jisp, Ondernemersvereniging 'In de Zaanbocht' Wormerveer, Ondernemersvereniging 'City-Center' Zaandam, Winkeliersvereniging 'Gibraltar` Zaandam. Ondernemersvereniging 'Zuiddijk' Zaandam en KNOV-federatie Zaanstad.

Bij deze laatstgenoemde federatie aangesloten zijn de ondernemingen die geen lid willen of kunnen zijn van een der andere plaatselijke organisaties. Oostzaanse ondernemingen zijn aangesloten bij de Bedrijfsbelangenvereniging Landsmeer en omstreken en via deze organisatie bij het district Amsterdam van het KNOV. Van de bij het KNOV aangesloten brancheorganisaties die voor de Zaanstreek van belang zijn, kunnen worden genoemd: Nederlandse Vereniging van Makelaars in Onroerende Goederen (NVM). BOVAG, Algemene Nederlandse Kappers Organisatie ( ANKO), NVOB, Nederlands Verbond van Ondernemingen in de Bouwnijverheidplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigNVOB, Nederlands Verbond van Ondernemingen in de Bouwnijverheid

Landelijke werkgeversorganisatie, met een in 1976 opgerichte Zaanse afdeling waarbij 60 bedrijven zijn aangesloten. Te zamen bieden deze werkgelegenheid aan ruim 1600 personen (1990), ongerekend het personeel van zogenoemde onderaannemers zoals schilders- en installatiebedrijven. Onder de Zaanse NVOB-bedrijven bevinden zich zowel zeer kleine als omvangrijke bouwondernemingen, zowel bedrijfjes van alleen lokaal belang als bouwmaatsc…
, Metaalunie en Horeca Nederland.

3.4. Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO)

Het VNO is de belangrijkste Nederlandse grootwerkgeversorganisatie. Het verbond is opgebouwd uit 72 branche-organisaties voor grote en middelgrote ondernemingen; zo is de (hiervoor behandelde) AWV aangesloten als werkgeversorganisatie voor de industrie. Vanaf 1989 is het VNO provinciaal georganiseerd. Eerder was het verbond georganiseerd in regionale kringen. In de Zaanstreek was in 1966 op initiatief van W. Bruynzeel, de toenmalige voorzitter van het VNO, de Zaanse Kring van Ondernemingen opgericht, die in 1975 opging in de VNO-kring Zaanland. In de Zaanstreek gevestigde leden van het VNO waren automatisch lid van deze kring. Leden werden geworven door het landelijk bestuur, dat voor het overige slechts actief was bij dreigende loon- of andere conflicten. De kringstructuur van het VNO functioneerde daardoor matig.

In de Zaanstreek ontstond echter toch verzet tegen de gedachte van provinciale organisatie. Men meende dat de Zaanstreek van voldoende belang was voor een eigen actieve ondernemersvereniging. Uit dat idee ontstond de vereniging Ondernemerskring Zaanstreek (OZ) (zie 3.5.). In 1986 werd de VNO-kring Zaanland (met eind '85 115 leden) opgeheven. Het merendeel van de Zaanse VNO-leden is tevens OZ-lid; ongeveer de helft van de OZ-leden is eveneens bij het VNO aangesloten. Voor de Zaanstreek belangrijke branche-organisaties binnen het VNO zijn: AWV, NVVC (cacao en cacaoproducten), Nefarma (farmaceutische industrie), NVOB, Nederlands Verbond van Ondernemingen in de Bouwnijverheidplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigNVOB, Nederlands Verbond van Ondernemingen in de Bouwnijverheid

Landelijke werkgeversorganisatie, met een in 1976 opgerichte Zaanse afdeling waarbij 60 bedrijven zijn aangesloten. Te zamen bieden deze werkgelegenheid aan ruim 1600 personen (1990), ongerekend het personeel van zogenoemde onderaannemers zoals schilders- en installatiebedrijven. Onder de Zaanse NVOB-bedrijven bevinden zich zowel zeer kleine als omvangrijke bouwondernemingen, zowel bedrijfjes van alleen lokaal belang als bouwmaatsc…
, VNP (papier- en kartonfabrikanten) en VVVF (verf- en drukinktfabrikanten).

3.5. Vereniging Ondernemerskring Zaanstreek (OZ)

De OZ groeide sinds de oprichting in 1985 snel. In 1989 werd dat bekrachtigd, toen het aantal zetels in de Kamer van Koophandel naar negen verhoogd werd. De afgevaardigden zijn overigens in samenspraak met het VNO benoemd (NCW, zie 3.6., bekleedt de tiende zetel voor groot-werkgevers in de Kamer). Bij de oprichting had de OZ 115 leden; in 1989 waren dat er 220 (met te zamen circa 15.000 werknemers). Als officiële doelstelling geldt: 'Het behartigen van de gemeenschappelijke bedrijfs- en sociaal-economische belangen van de leden in de ruimste zin van het woord, in het bijzonder in de Zaanstreek'. Daartoe geeft OZ tweemaandelijks een Nieuwsbrief uit, organiseert men bijeenkomsten en bedrijfsbezoeken, neemt men deel in het Zaans Opleidingscentrum voor het bedrijfsleven en heeft men periodiek overleg met afvaardigingen van de gemeentebesturen van Zaanstad en Wormerland.

3.6. Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW)

Het NCW was nooit een sterke organisatie in de Zaanstreek. Het verbond kwam tot stand in 1970, door fusie van het Nederlands Katholiek Werkgeversverbond en het Verbond van Protestants-Christelijke Werkgevers in Nederland. Sinds de fusie maakt de Zaanstreek deel uit van de Kring Noord-Holland Noord van regio West. Deze Kring heeft in totaal 45 leden (1988). Deze werkgevers zijn op persoonlijke titel lid. Voorts zijn bij het NCW onder meer 97 werkgeversbranche-organisaties aangesloten. met duizenden 'indirecte leden'; 300 ondernemingen zijn direct aangesloten. Het NCW heeft één zetel in de Kamer van Koophandel.

4. Samenvatting/afronding

Organisatie van werkgevers in de Zaanstreek kwam - enige 'gilde-achtige' organisaties in het verleden buiten beschouwing gelaten - eerst op gang nadat er sprake was van werknemersorganisatie, vanaf het begin van de 20e eeuw. Nadat aanvankelijk deze organisatie voornamelijk lokaal tot stand kwam, waarbij de thans landelijke opererende AWV een Zaanse oorsprong had, kwamen nadien steeds meer Zaanse, danwel provinciale afdelingen van landelijke verenigingen en verbonden tot stand. Daaruit volgde de oprichting van deels anderssoortige werkgeversorganisaties, waarvan de Vereniging Ondernemerskring Zaanstad een exponent is. Onbesproken in dit artikel blijven de organisaties die zich eerder op voorlichting dan op belangenbehartiging richten. In de Zaanstreek zijn op dat gebied van belang: Ondernemerssociëteit De Cornerplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigOndernemerssociëtet De Corner

Ondernemerssociëteit De Corner werd in 1984 opgericht door de toenmalige voorzitter van voetbalvereniging ZVV, Wim Onrust met als doelstelling een ontmoetingsplaats voor Zaanse ondernemers te creëren. De bijeenkomsten vinden plaats in clubgebouw 'De Corner' van ZVV op sportpark Poelenburg. Allereerst benaderde Onrust ondernemers van het nabij gelegen industrieterrein
en de Maatschappij voor Nijverheid en Handelplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigMaatschappij voor Nijverheid en Handel, Nederlandsche -

In 1777 als economische tak van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen opgerichte vereniging. Met als doel de vervallen nijverheid te stimuleren. In de Zaanstreek vanaf het moment van oprichting met departementen vertegenwoordigd.
.

Literatuur

  • NVOB afdeling Zaanstreek, 1976- 1986:
  • A. van Braam. Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan in de 17de en 18de eeuw. Wormerveer z.j.:
  • Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland, jaarverslag 1988;
  • Gemeentearchief Zaanstad, brochures 02.618 en 02.809 en particulier archief 117;
  • Vereniging Ondernemerskring Zaanstreek, Jaarverslag 1987-1988.

Voorts vraaggesprekken met D. Boon, E.G. Duyvis Jr (AWV), C. van der Vliet (OZ/VNO) en T.R. Vermij (KNOV).

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/werkgeversverenigingen.1466963364.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 17:26
  • (Externe bewerking)