Bestuur en rechtspraak na 1813
3.1. Periode 1813-1880
3.1.1. Landelijke situatie.
Invloed van en op landelijke en provinciale politiek.
Na de Franse tijd is de situatie in de Zaanstreek grotendeels bepaald door de landsregering. De rechtspraak geschiedde sindsdien van staatswege, waarbij onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters in hoge mate gewaarborgd zijn. De eerdere situatie, waarin bestuur en rechtspraak vervlochten waren, de bezitters van + kwam immers ook rechtsmacht toe, behoorde tot het verleden. Op 30 november 1813 landde de prins bij Scheveningen, en een paar dagen later werd een proclamatie afgekondigd waarin werd aangekondigd dat de erfprins zou optreden als soeverein vorst, niet als Willem VI, maar als Willem I, en dat een grondwet zou worden opgesteld. Tot de vaststelling van die constitutie op 29 maart 1814 regeerde Willem als absoluut vorst; hij nam de titel koning pas een jaar later aan. Praktisch veranderde er niet veel in de landsregering. Tijdens de Franse bezetting genomen maatregelen bleven gehandhaafd. Ook de bestuurders die tijdens de Franse bezetting op hun post waren blijven zitten of waren geïnstalleerd werden zoveel mogelijk gehandhaafd.
Volgens de grondwet van 1814 wordt 'alom in het Rijk recht gesproken in naam des konings'. Voorts kreeg Nederland een districtenstelsel. Het platteland, waaronder de Zaanstreek, werd niet langer meer door de adel vertegenwoordigd, maar mocht afgevaardigden uit eigen kring naar Den Haag sturen. Het kiesrecht was beperkt tot mannen met een aanzienlijk, meer dan gemiddeld inkomen. Aanvankelijk was voor de Staten Generaal slechts een bescheiden rol weggelegd. Koning Willem I regeerde meer als een verlicht despoot dan als een constitutioneel monarch. In het rijkere Zuiden gingen steeds meer stemmen om afscheiding op. In de jaren 1830-1835 scheidde België zich af van Nederland.
Het moest tot rellen en revolutiepogingen in buitenlandse steden komen om de koning in één nacht van conservatief tot liberaal te veranderen. In 1848 kwam een nieuwe grondwet tot stand. Stuwende kracht achter deze grondwet was Johan R. Thorbecke1). Een belangrijke verandering betrof de ministeriële verantwoordelijkheid. Voortaan moesten ministers zich verantwoorden voor de Staten Generaal, in plaats van voor de koning. Het duurde echter tot 1868 voordat dit ook daadwerkelijk zo functioneerde.
3.1.2. Zaanstreek
Evenals elders bleven de bestuurders na de Franse bezetting in de Zaanstreek gehandhaafd, terwijl ook de samenvoeging van Zaandam tot een stad onveranderd bleef. Burgemeester bleef voorlopig Hendrik C. Göbel. Dit laatste werd echter door de Zaandamse bevolking niet geaccepteerd. Tijdens de loting voor het leger in januari 1814 werd Göbel door de Zaandammers weggehoond en er bleef hem niets over dan ontslag te nemen.
Het nieuwe bewind stelde spoedig de gemeentegrenzen vast. In 1816 werd Krommeniedijk bij Krommenie gevoegd; in 1817 werden Jisp en Wijde Wormer, samengevoegd in 1812, weer gescheiden. Opmerkelijk is dat de grens van Westzaan en Assendelft, welk laatste dorp bestuurlijk van oudsher meer tot Kennemerland behoorde, pas in 1831 werd vastgesteld. Sindsdien zijn de grenzen tussen de Zaanse gemeenten, tot de samenvoeging van zeven gemeenten tot Zaanstad in 1974, vrijwel ongewijzigd gebleven.
De grondwet van 1814 betekende dat de Zaanstreek eindelijk zichzelf op provinciaal en nationaal niveau kon vertegenwoordigen. Voor de verkiezingen van de Tweede Kamer behoorde de Zaanstreek tot het hoofddistrict Haarlem, dat twee vertegenwoordigers naar het parlement zond. Volgens een ongeschreven wet waren dat steeds een persoon uit Haarlem, en één uit Zaandam. Voor de verkiezingen van de Provinciale Staten vormde de Zaanstreek het kiesdistrict Zaandam, dat vier Statenleden aanwees. Zaandam was voor de raadsverkiezingen in drie districten ingedeeld. Actief en passief kiesrecht waren nog slechts aan zeer weinigen voorbehouden. Er bestond een census-kiesrecht, alleen mannen die een bepaalde som belasting betaalden waren kiesgerechtigd. Bij raadsverkiezingen was de census lager, en was het aantal stemgerechtigden dus hoger dan bij verkiezingen voor Staten of Kamer. Ten gevolge van het districtenstelsel moesten de stemgerechtigden dikwijls naar de stembus. Kandidaten hadden een absolute meerderheid nodig.
3.2. Periode 1880-heden
3.2.1. Kiesrechtuitbreidingen, politieke organisatie
Rond 1880 was in de bestuurlijke en politieke situatie in de Zaanstreek weinig veranderd. De liberalen waren in de streek, gelijk ook elders, oppermachtig. Zij hadden zich verenigd in een aantal liberale, ook wel politiek vrijzinnig genoemde, kiesverenigingen. De kandidaten voor verkiezingen werden in vergaderingen van deze verenigingen gesteld. Nog steeds hadden mannelijke, gegoede burgers de macht.
Na 1880 kwamen de veranderingen. Gaandeweg groeide bij andere groepen der bevolking politiek bewustzijn. De roep om kiesrechtuitbreiding nam toe, spoedig ook in liberale kring.
Het socialisme vond ingang bij de Zaanse arbeidersbevolking. De predikant Ferdinand Domela Nieuwenhuis gebruikte het jaar 1882 voor propaganda voor zijn Sociaal Democratische Bond in de Zaanstreek. In datzelfde jaar werd een Zaanse afdeling van deze SDB opgericht. Onder de gegoede Zaanse kiesgerechtigden kreeg de SDB aanvankelijk weinig aanhang: bij Kamerverkiezingen in 1884 kreeg Domela Nieuwenhuis drie stemmen. In 1885 werden voor het eerst in de Zaanse geschiedenis twee socialisten kandidaat gesteld bij verkiezingen voor de gemeenteraad van Zaandijk. Ook zij waren kansloos, maar bij niet-officiële schaduwverkiezingen, uitsluitend voor mannen, maar recht op deelname was niet afhankelijk van de betaalde belasting, kregen zij vrijwel alle stemmen. In dit licht is het logisch dat de socialistische propaganda zich richtte op algemeen kiesrecht. Daartoe was de SDB zeer actief in de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, waarin ook niet-socialisten zitting hadden. Een Zaanse afdeling werd in 1883 opgericht; in 1885 waren hier reeds drie afdelingen. Daarnaast hielden de socialisten zich bezig met de organisatie van de Zaanse arbeiders in vakverenigingen.
De roep om kiesrechtuitbreiding werd ook in liberale kring sterker. Bij Kamerverkiezingen in 1886 leverde dit de liberalen een behoorlijke winst op. In 1887 werd de grondwet herzien en de Kamer ontbonden. De nieuwgekozen Kamer keurde de grondwetswijziging goed, waarmee een belangrijke kiesrechtuitbreiding een feit was. Gevolg hiervan was ook een nieuwe indeling van districten. Krommenie, Assendelft en Westzaan werden opgenomen in het district Beverwijk; de andere Zaanse dorpen vormden, tezamen met enige plaatsen uit de voormalige districten Alkmaar en Hoorn, het district Zaandam. Beide waren enkelvoudige districten: zij zonden één afgevaardigde naar de Kamer.
Door de kiesrechtuitbreiding raakten de liberalen een deel van hun tot dan onaangetaste macht kwijt. In de Zaanstreek werden nu ook kiesverenigingen van een andere signatuur Rooms-Katholiek, Anti-Revolutionair, socialistisch, Christen-Historisch, opgericht. Door deze kiesverenigingen werden kandidaten gesteld, die ook in de gemeenteraden terecht kwamen, maar voorlopig bleven de raden nog in meerderheid liberaal.
Het district Zaandam koos in 1891 ds. W. de Meyier, vooruitstrevend liberaal en Hervormd predikant te Wormerveer, in de Kamer. Nog steeds waren vooruitstrevende liberalen actief met pogingen het kiesrecht verder uit te breiden. De Meyier ging hierin een rol spelen. Toen voorstellen van minister Tak van Poortvliet tot kiesrechtuitbreiding door conservatieve tegenstand geen meerderheid in de Kamer dreigden te halen, diende de Wormerveerder een amendement in. Het voorstel werd hierop door de Kamer aangenomen, maar onverwacht sprak minister Tak zijn onaanvaardbaar uit. De Tweede Kamer werd ontbonden, waarna voor het district Zaandam de radicaal, de radicalen vormden de linkervleugel van de liberalen, K. de Boer in de Kamer kwam; De Meyier had zich niet herkiesbaar gesteld. De nieuwe kiesrechtuitbreidingen kwamen er in 1897; het aantal stemgerechtigden in Zaandam steeg hierdoor van 900 naar 2500.
Twintig jaar later, in 1917, kwam het tenslotte tot algemeen mannenkiesrecht. Tegelijkertijd verdween het districtenstelsel voor de evenredige vertegenwoordiging. Het vrouwenkiesrecht kwam in 1922. .
3.2.2. Politieke verhoudingen, verzuiling
Door de kiesrechtuitbreidingen raakten de liberalen hun positie in het centrum van de macht kwijt. De socialistische partij kreeg in de Zaanstreek grote aanhang, in 1894 was het tot een scheuring in de SDB gekomen en werd de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) opgericht, de SDB werd vervolgens omgezet in de Socialisten Bond, die niet aan verkiezingen deel nam. Ook de confessionelen kregen meer invloed. In de jaren '90 van de 19e eeuw, en de eerste twee decennia van de 20e eeuw deed zich in de politieke verhoudingen in de Zaanstreek gaandeweg een verschuiving ten gunste van deze groeperingen voor.
Het socialisme bleef zich steeds voor een belangrijk deel richten op de vakorganisaties. In 1899 werd de Zaanse afdeling van de SDAP opgericht, in 1902 kwam Mr. M. Mendels als eerste SDAP-propagandist naar de Zaanstreek; hij werd in 1906 opgevolgd door Jan E.W. Duys. Mendels werd in 1904 als eerste sociaaldemocraat in de gemeenteraad van Zaandam gekozen. In Koog was al in 1891 een socialist in de raad gekozen.
In 1908 kreeg Zaandam een tweede socialistisch raadslid. In 1909, nog ten tijde van het districtenstelsel, kreeg de SDAP haar eerste Zaanse Kamerzetel. Het Domela Nieuwenhuis-socialisme werd in de Zaanstreek in deze periode al vrijwel volledig overvleugeld door de sociaal democratie. In de gemeenteraden nam de invloed van de SDAP steeds verder toe. In Zaandam haalde de SDAP in 1912 zeven zetels; in 1913 steeg dat aantal tot tien. Daarmee hadden de sociaaldemocraten de absolute meerderheid in de raad. De SDAP leverde in Zaandam toen drie van de vier wethouders; de vierde wethouderszetel werd in beslag genomen door de katholieke Cornelis Kamphuys. In 1914 kreeg Zaandam als eerste gemeente in Nederland een sociaaldemocraat als burgemeester Kornelis ter Laan. Het kwam in deze periode tot een aantal spraakmakende arbeidsconflicten. .
Ook in de andere Zaanse gemeenten kreeg de SDAP steeds meer raadszetels en wethoudersposten. Hierna consolideerden de verhoudingen zich. In vrijwel alle Zaanse gemeenten had rood net wel of net niet de meerderheid. Waar deze ontstond werkten de socialistische opvattingen bestuurlijk door. In Zaandijk werd bijvoorbeeld na de raadsverkiezingen van 1919 een progressief gemeentelijk belastingstelsel ingevoerd, het meest progressieve van Nederland. Wormerveer kreeg eveneens een progressief belastingstelsel, terwijl hier ook de uitgaven voor de sociale zorg en de lonen van de gemeentewerklieden en ambtenaren fors omhoog gingen.
De revolutie van 1917 in Rusland had op de groeperingen links van de SDAP een grote indruk gemaakt. De daarna opgerichte communistische CPH, in 1935 omgezet in CPN, kreeg spoedig in de Zaanstreek ook aanhang en raadszetels, ten koste van de SDAP.
In de jaren '20 zette de verzuiling van Nederland sterk door. Protestanten, Katholieken en socialisten richtten eigen sportverenigingen, muziekgezelschappen, scholen en organisaties op. Ieder behoorde tot zijn/haar eigen groep en kwam daar nauwelijks of niet buiten. Hierdoor ontstond een grote politieke stabiliteit. Verschuivingen van twee procent bij landelijke verkiezingen werden al als stembusoverwinningen of -nederlagen beschouwd. Binnen het linkse kamp hadden wel verschuivingen plaats. Met name de crisis van de jaren '30 zorgde er voor dat de SDAP zetels in de gemeenteraden verloor aan groeperingen als de CPH (CPN), de Revolutionaire Socialistische Arbeiders Partij en de Anti Stemdwangpartij.
Het nationaal socialisme kreeg in de Zaanstreek geen grote aanhang. Toen in mei 1940 Nederland werd bezet, had de NSB in de Zaanstreek slechts 84 leden. Aan het einde van 1940 was dat aantal gestegen tot 233, hetgeen gerelateerd aan de landelijke cijfers nog steeds een laag aantal was.
Voor de gemeentebestuurders was het moeilijk een houding te vinden tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1937 hadden zij een vage richtlijn van de regering Colijn gekregen: Blijft op uw post, zolang de bevolking daar meer belang bij heeft dan de bezetter. Aangezien de burgerrechten slechts stap voor stap werden aangetast, leefden veel burgemeesters in een permanent gewetensconflict.
Na de oorlog zijn discussies gevoerd of sommige burgemeesters niet eerder hadden moeten aftreden. Burgemeester mr. dr. Joris in 't Veld van Zaandam werd na de Februaristaking van 1941 door de Duitsers ontslagen. Naarmate de oorlog vorderde kon niet meer van plaatselijke politiek, en daarna ook niet meer van plaatselijk bestuur worden gesproken.
3.2.3. Na-oorlogse periode
Snel nadat op 8 mei 1945 de eerste Engelse en Canadese militairen in de Zaanstreek aankwamen werden nood-gemeenteraden geïnstalleerd. Deze werden later vervangen door gekozen gemeenteraden. Aanvankelijk verschilde de bestuurlijke en politieke situatie niet veel van die van voor de oorlog. De communistische CPN kreeg evenwel een grotere aanhang. Het verzetsverleden van de communisten speelde hierin mede een belangrijke rol. Door de grote communistische aanhang was ook in de jaren '50 de stakingsbereidheid onder de Zaanse arbeiders groot.
In de jaren '50 begon een langdurige periode van groei voor de Zaanstreek. Het inwonertal steeg sterk ten gevolge van de geboorte-explosie en de toestroming van allochtonen. Het bestuur van de Zaandorpen stond daardoor in de jaren '50 en '60 grotendeels in het licht van de schaalvergroting op het gebied van de planologie. In de jaren '60 werden grootse plannen ontwikkeld voor de noordelijke oever van het Noordzeekanaal, waar stormachtige industriële ontwikkelingen werden voorzien. Het hele zuidelijke deel van Westzaan zou hiervoor moeten wijken en de lintbebouwing van Assendelft zou worden verstoord.
De bestuurlijke situatie in de Zaanstreek, met een tiental zelfstandige gemeenten die naadloos in elkaar overliepen en een warwinkel van gemeenschappelijke regelingen en overeenkomsten bezaten, werd als een beletsel voor deze ontwikkelingen ervaren. De samenwerking van de Zaangemeenten in het daartoe opgerichte Ontwikkelingsschap verbeterde deze situatie, maar werd uiteindelijk toch onvoldoende geacht.
Reeds voor de oorlog waren er studies gedaan naar de mogelijkheden de Zaanse gemeenten samen te voegen, onder andere rapport professor Verveen uit de jaren '30. Deze samenvoegingsgedachte kwam in het licht van de voorziene ontwikkelingen versterkt terug; in 1967 werd door de Commissie Belinfante samenvoeging noodzakelijk genoemd. In de jaren daarna hebben Gedeputeerde Staten en regering zich steeds voor een belangrijk deel op het rapport van Belinfante gebaseerd.
Ondanks verzet, vooral buiten Zaandam, uit de bevolking, werden per 1 januari 1974 de gemeenten Zaandam, Koog, Zaandijk, Wormerveer, Krommenie, Assendelft en Westzaan tot Zaanstad samengevoegd. Een links programma-college vormde het gemeentebestuur. Het bestuur en het ambtenarenapparaat van Zaanstad vestigde zich in De Bannehof, een nieuw gebouwd gemeentehuis aan de rand van het Guisveld te Zaandijk.
Door de samenvoeging groeide de afstand tussen het bestuur en de burgers. Men probeerde dit te ondervangen door gekozen wijkraden in te stellen. Deze functioneerden nog geen tien jaar en werden toen opgeheven. De wijkraden hadden alleen een adviserende functie en kregen geen eigen budget. Na de samenvoeging is het voorzieningenniveau in de streek aanmerkelijk gestegen. Er kwamen meer buurthuizen, sporthallen, betere busverbindingen, gemeentepolitie Zaanstad en een betere riolering.
Grote bezuinigingsoperaties in de jaren '80 tastten dit echter deels weer aan. De relatie tussen het zakenleven en het bestuur van Zaanstad was aanvankelijk koel, maar verbeterde gaandeweg in de jaren '80. De bereikbaarheid van de Zaanstreek speelde voor en na de samenvoeging een belangrijke rol; het Noordzeekanaal, met daaronder de Coen- en de IJ-tunnel, vormde een barrière voor het wegverkeer. Zaanstad en de andere Zaangemeenten zijn vertegenwoordigd in het agglomeratieoverleg om de Zaanse belangen zo goed mogelijk te behartigen.
De gemeenten Oostzaan, Jisp, Wormer en Wijde Wormer bleven buiten de samenvoeging tot Zaanstad. Op provinciaal en landelijk niveau werd evenwel in de jaren 80 gesproken over gemeentelijke herindeling van Waterland. Oostzaan zou daarbij een zelfstandige gemeente blijven, terwijl Wormer, Jisp en Wijde Wormer met zijn drieën de gemeente Wormerland zouden moeten vormen, hetgeen in 1991 gestalte kreeg.
Literatuur:
- Jacobus Johannes (Jaap) ’t Hoen, Op weg naar het licht;
- Jaap ’t Hoen, De Rode Zaanstreek;
- H.P.H. Janssen, Lexicon geschiedenis der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, 1983;
- W.F.P. Boshouwers, De Staatsinrichting, Utrecht/Antwerpen, 1979.